Achter de oppervlakkige feestelijkheid van Ensor schuilt een grote somberheid, zoals achter de lichte, ironische verhaaltrant van Eric de Kuyper een grote (naar nostalgie neigende) melancholie schuil gaat. En, om de vergelijking te completeren, zoals Ensor uiteenlopende elementen tot een groot geheel weet te schilderen, zo maakt De Kuyper grote sprongen in de tijd, zonder dat dit uitloopt in een onsamenhangende, fragmentarische collage. Het verhaal behoudt zijn consistentie en continuïteit. Ook sluit dit vijfde deel van de autobiografie naadloos aan bij de vorige delen - 'Aan zee' (1988), 'De hoed van tante Jeannot' (1989), 'Mowgli's tranen' (1990), en 'Grand Hotel Solitude' (1991 en genomineerd voor de AKO-prijs).
In 'Bruxelles, here I come' verhuist de hoofdpersoon (Kuyper schrijft over hem -zichzelf- in de derde persoon enkelvoud) van Antwerpen naar Brussel vanwege zijn studie aan het Institut de Diffusion, waar hij zich zal bekwamen in de theaterkunsten. Naast de theorie staat ook het acteren op het rooster en de student geniet ervan met volle teugen, zoals hij geniet van praktisch alles wat de stad, na Antwerpen, te bieden heeft: hij frequenteert toneel- en filmvoorstellingen, waagt zich voor het eerst aan het schrijven van kritieken en bezoekt enkele keren het theaterfestival van Avignon.
Het 'gewone' leven lijkt ondertussen aan hem voorbij te gaan: ondanks enkele warme vriendschappen die zich voornamelijk bewegen op (alweer) het vlak van de kunst knoopt hij geen vaste relatie aan, hoewel zijn omgeving enkele malen op die mogelijkheid zinspeelt. In zijn beschouwing achteraf verbaast de hoofdrolspeler zich hier af en toe ook over, maar wat er aan erotiek en seksualiteit opbloeide stond nog uitsluitend in een theatraal referentiekader, de eros van het theater.
De Kuyper besteedt, net als in de voorgaande delen, weer veel aandacht aan het wel en wee van de familie (ooms, tantes, moeder en de broer bij wie hij geruime tijd in Brussel woont), zodat er, naast een minitieuze beschrijving van de ontwikkelingen van de hoofdpersoon, een immer uitdijende familiekroniek ontstaat.
Inmiddels schreef De Kuyper al zoveel over zijn moeder, dat daaruit in een zelfstandig te lezen boekje 'Ma, weduwe/veuve Dekuyper' een ontroerend portret van deze vrouw kon worden samengesteld.
'Bruxelles, here I come' is het boek waarin het leven van de hoofdpersoon vaste vormen begint aan te nemen en de eerste concrete basis voor zijn toekomst wordt gelegd. En, inherent aan overgangsriten, gaan de veranderingen in zijn leven gepaard met verrassende ontdekkingen aangaande het 'ik' (waarvan de openbaring van de eigen kwaliteiten en talenten zeker niet de minst belangrijke is) en aangaande de wereld (al beperkt zich die nog hoofdzakelijk tot het theater).
Dat die periode gepaard gaat met angsten en onzekerheden (De Kuyper wijdt er twee hoofdstukken aan) is een onmisbaar aspect van de initiatie. In de groei naar zijn volwassenheid blijft de persoonlijke ontwikkeling (zeker op het erotische vlak) achter.
De hoofdpersoon besluit na twee jaar studie in Brussel om, ondanks zijn enorme affiniteit met de stad en niet te vergeten met de Franse taal, na ettelijke overwegingen aan een nieuwe, ditmaal op Vlaamse leest geschoeide, theaterstudie te beginnen, die hem nogmaals vier jaar de gelegenheid geeft te studeren. De voornaamste reden voor dat besluit ligt uiteindelijk niet in die overwegingen maar in de conclusie dat 'hij nog niet rijp voor het leven' was.
'Bruxelles, here I come' bevat alle ingrediënten die de lezers van de eerdere autobiografische delen zo goed kennen: een filmische opbouw, compleet met flashbacks en gedeelten die zich moeiteloos als fragmenten uit een filmscenario laten lezen. De filmmaker die De Kuyper ook is ( o.a. 'Casta Diva' en 'Pink Ulysses') en waarover hij twee studies schreef ('Filmische hartstochten' en 'De verbeelding van het mannelijk lichaam'), verloochent zich niet in zijn prozawerk. En waarschijnlijk is het voor een niet gering deel aan de vorm toe te schrijven dat je je voortdurend afvraagt of je feiten dan wel fictie zit te lezen.
De uitgever komt er blijkbaar ook niet uit. Aangekondigd als autobiografie vermeldt het colofon als trefwoord: 'romans; oorspronkelijk'.
Over uitgeversteksten gesproken: in de flaptekst staat te lezen dat Eric de Kuyper werkzaam is 'als schrijver en kunstenaar'. Zonder de goede bedoelingen van dit zinnetje in twijfel te trekken, valt het niet te hopen dat een polemiserend schrijver het onder ogen komt. Want een schrijver die geen kunstenaar is...?
Eric de Kuyper rondt het boek mooi af en laat de lezer met een enorme dosis nieuwsgierigheid naar wat er nog zal komen achter. Dat volgende deel moest maar niet te lang op zich laten wachten. 'Er kon weer eens een nieuw leven beginnen', luidt een van zinnen op de laatste bladzijde. Hij had ook op de eerste bladzijde van dit deel kunnen staan. Of als openingszin van deel zes fungeren.
HARRY FLEURKE