Deze Chinese
wijsgeer was een vroom en religieus mens, die zich ervan weerhield
om theologische meningen uiteen te zetten. Onder de algemene term
'hemel' vatte hij samen de geestelijke en oorzakelijke factoren,
welke de materiële schepsels bezielen en leiden. Voor hem
waren de bevelen van de hemel absoluut en onveranderlijk. Alle
dingen blijven voortbestaan in overeenstemming met de verordeningen
van de hemel. Verder dan dit riskeerde hij zelden iets en liet
metafysische (bovenzinnelijke) beschouwingen over aan mensen,
die meer geneigd zijn tot het abstracte. De centrale gedachte
van het Confucianisme kan worden samengevat in de eenvoudige premisse
(vooropgestelde stelling) dat de wijsheid van het verleden de
deugdzaamheid van het heden ondersteunt, en dat de deugd van het
heden het welzijn van de toekomst verzekert.