Tijd


Muziek bestaat bij de gratie van, onder anderen, tijd. Immers, het ritmische deel ervan is niets meer en niets minder dan onderverdeelde tijd. Zou dat ook een gedeelte van de aantrekkingskracht van muzak, muzikaal behang, zijn: eindeloze tijd, die in overzichtelijke mootjes is gehakt? Het hangt aan de muur en het tikt: de stilte tastbaar gemaakt.

Een dirigent is van huis uit iemand die de maat slaat, iemand die het tempo aangeeft. Iemand die de tijd in stukjes hakt, zodat de musici daar hun noten in kunnen passen. Indertijd werd dat zelfs nog hoorbaar met een stok op de vloer gedaan. De Franse hofcomponist van Lodewijk XIV, Lully, heeft er een van de meest merkwaardige doodsoorzaken aan overgehouden. Hij stierf aan de complicaties die een wond aan zijn voet gaven. Een wond, die hij zichzelf, uiteraard per ongeluk, had toegebracht door met die stok in plaats van op de vloer op zijn voet te slaan. Moet een krachtig mannetje geweest zijn, die Lully...

Intussen leven we in een dirigententijdperk. De dirigent doet veel meer dan de maat slaan, is zelfs een figuur van grote importantie geworden. Het concertpubliek van nu gaat naar een concert van Haitink of Gergjev, Muti, Giulini etcetera en niet naar de zevende van Mahler of het twintigste pianoconcert van Mozart luisteren. Charismatische figuren als Leonard Bernstein en Herbert von Karajan hebben in grote mate bijgedragen aan de sterrenstatus van dirigenten, die dientengevolge ook sterren-gages kunnen vragen en krijgen.

Vrouwen schijnen dit charisma niet te bezitten of misschien is het meer dat 'hun bouw hun vorming in de weg staat. Er zou nog nooit een vrouw geweest zijn met bewegingen die ergens op lijken' zo wist Jan Mulder half september jongstleden te melden naar aanleiding van het Kondrasjin dirigenten-concours. (Ze zijn er trouwens wel, die vrouwelijke dirigenten aan de top, maar men moet ze met een kaarsje zoeken: Jane Glover is een van hen.)

Volgens dirigentenkenner Norman Lebrecht, auteur van De mythe van de Maestro en tevens met een voordracht present op datzelfde Kondrasjinconcours, nadert echter het dirigententijdperk zijn einde. Er is een sociale kloof aan het ontstaan tussen dirigent en orkestmusici die onwerkbaar zal worden. Bovendien zouden gezagsposities en het daarbij behorende respect van de 'ondergeschikten' uit de tijd raken. Daarnaast signaleert Lebrecht mondiaal überhaupt een terugloop in het traditionele concertbezoek. Hij vestigt zijn hoop op jonge dirigenten, die zich vast aan een gezelschap verbinden en 'de magie en het mysterie weer tot leven' zouden moeten wekken.

Het redactioneel in het oktobernummer van Entr'acte diende Lebrecht van repliek: 'Wanneer buiten proporties bewonderde alleenheersers tot het verleden behoren, zal er steeds meer ruimte komen voor musici met een interessante muzikale visie, ongeacht hun sekse en seksuele geaardheid. Wanneer de musici en het publiek het willen, zal het muziekleven er alleen maar boeiender op worden.' Ook de uitslag van het concours loochenstrafte een andere, overigens vrijwel algemene mening: de tweede prijs werd gewonnen door een vrouw, Victoria Zhadko uit de Oekraïne.

Dat tijd en muziek soms nauwer met elkaar verbonden zijn dan als hierboven geschetst mag wel blijken uit stukken als 4'33" van John Cage (1952, 4 minuten en 33 seconden stilte voor welk instrument dan ook...), De Tijd (1981) en De Snelheid (1983/4) van Louis Andriessen, Time Piece van Paul Patterson etcetera. Peter Schat ontwikkelde zijn eigen 'tonaliteiten' die hij de Toonklok noemde. Muziek en tijd, ze zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht