Het was wel erg dichtbij daar op de derde rij, op het voyeuristische af eigenlijk. Maar tijdens het concert heb ik daardoor dat wereldje extra goed kunnen bekijken. Bovendien zat ik uitsluitend voor mijn plezier in die zaal en dat komt niet zo vaak voor als je recensent bent. Ik heb dus zitten genieten en van meer dan alleen de muziek.
Voordat zo'n concert begint, zie je de musici allemaal hun riedeltjes spelen, al dan niet om de tijd te vullen of gewoon nog even te oefenen. Er wordt geroezemoest, stoelen worden verschoven, muziek rechtgezet, gestemd. Dan valt het opeens stil en de dirigent komt op. Met afgemeten pasjes beent hij naar voren, knikt naar het publiek en plotseling is zo'n groep ongeregeld een heus orkest dat zich als een man/vrouw beweegt. Althans, zo lijkt het. Want wie goed oplet, ziet opeens iemand een inzet missen, of te laat omslaan, of zelfs de muziek helemaal kwijt raken als die van de lessenaar glijdt. Het zijn mènsen die daar zitten te spelen, die soms moeite hebben met de maat en fanatiek met hun voet zitten te tikken. Een van de slagwerkers zou kennelijk gebaat zijn bij een bril; telkens als hij naar zijn muziek kijkt zie je hem zijn ogen helemaal dichtknijpen. Maar hij mist geen noot. De een zit een beetje onderuit, het is tenslotte zondagmiddag, de ander laat zich door de muziek meeslepen en speelt heel geconcentreerd. En als ze rust hebben kijken ze om zich heen, of tellen fanatiek door om daarna weer op tijd in te kunnen zetten.
Na het eerste stuk verlaat een aantal musici het podium omdat het volgende stuk met een kleinere bezetting wordt gespeeld. 'Volgens hun CAO hebben ze nu pauze', grapt mijn zwager. De vleugel wordt opengezet en gehuld in een vuurrode creatie maakt de pianiste haar entree. Het orkest begint en telkens in de heftige passages recht ze haar rug, leeft intens mee. Dan zet ze zelf in, ongelooflijk als je naar die vingers kijkt, dat ze dat allemaal kunnen. En dat het kan weet ik maar al te goed, want ik ken elke noot van dit concert omdat ik het zelf ook speel. Daarom is de schrik des te groter als de pianiste in het laatste deel opeens even de draad kwijt is. Het orkest speelt door en niemand heeft iets gemerkt, maar het blijft toch allemaal mensenwerk.
Na afloop weer dat mooie ritueel van handen schudden met de dirigent
- die er heel elegant een handkus van maakt - en de concertmeeester, applaus,
buigen en bloemen. Pauze in een zonbeschenen foyer, waar een digitale klok
de minuten die nog te gaan zijn aftelt. Er wordt gebak gegeten, thee, koffie,
wijn gedronken. Parade van de laatste modes. Dan gaat de gong en tot slot
nog een stuk voor orkest alleen. Ritmisch heel lastig, maar de aanvoerster
van de tweede violen ziet kans om behalve te spelen en op de dirigent te
letten ook nog voortdurend schuin langs die dirigent naar de concertmeester
te kijken. Na een tijdje is het meer dan alleen kijken; zonder een noot
te missen glimlacht ze naar de man, straalt. Geeft hem zelfs een knipoog:
heb ik dat echt goed gezien? Dan is het concert afgelopen, meer applaus,
buigen, bloemen.
Net een maatschappij in het klein, zo'n orkest.
PRISKA FRANK