Zangers zonder monden


Hoe arbitrair het onderscheid tussen de zogenaamde lichte (inclusief pop) en klassieke muziek is, blijkt uit een aantal grensoverschrijdende incidenten. Klassieke muziek die hoge ogen gooit in populaire hitlijsten schept verwarring, maar ik moet zeggen dat ik er helemaal voor ben - en dat wil zeggen dat ik in 15 jaar helemaal om ben gegaan, want daarvóór zou ik klassiek als tenminste een klasse beter dan licht hebben verdedigd. Nu maak ik alleen nog maar onderscheid tussen goede en slechte muziek en schaar me daarmee onder grootheden als Leonard Bernstein.

Helaas moet ik vervolgens constateren dat ik niet veel goede muziek binnen met name de pop vind... Er blijft voorlopig één groot verschil (en dan generaliseer ik voor het gemak toch even) tussen licht en klassiek en dat is de manier waarop het geluid wordt voortgebracht en gepresenteerd. Is vooral in de pop het elektronische circus van licht en geluid inmiddels fors uit de hand gelopen - de groepen aan de top reizen met tientallen vrachtwagens vol spullen en hebben letterlijk honderden mensen nodig voor opbouwen en afbreken - een klassiek muzikant is geheel aangewezen op zijn eigen kracht. Zelfs de grootste zaal moet gewoon akoestisch gevuld kunnen worden en vooral operazangers schijnen bijna verplicht zwaarlijvig te zijn om ook zonder hulpmiddelen op reusachtige podia op te tornen tegen Wagneriaanse orkesten.

Er is natuurlijk nogal wat te zeggen voor dat 'natuurlijke' geluid, dat onversterkt zijn menselijke proporties en emoties behoudt. En in muziek en kunst in het algemeen draait het uiteindelijk toch om die emoties. Alle techniek daar omheen kan vervreemdend werken. Zo vind ik niets zo vervelend als versterking die de muziek een-dimensionaal weergeeft. Op het musical podium staat de zanger in het midden, maar zijn stem komt overal behàlve daar vandaan. Sommige moderne 'klassieke' muziekstukken maken ook gebruik van microfoonversterking waardoor akoestische wanverhoudingen rechtgetrokken kunnen worden, maar ik blijf het een crime vinden, omdat het geluid op een andere plek klinkt dan je het ziet: desoriëntatie is het gevolg.

Met techniek kan je een hoop verdoezelen; de zanger die eigenlijk niet kan zingen wordt niet door de band overstemd. Er kan ook van alles fout gaan, zoals bleek uit de recente Aïda-monsterproduktie. Dat ze versterking nodig hadden geeft al aan, dat ze daar op veel te grote schaal bezig waren. Je kunt ook 'larger-than-life'-effecten creëren met techniek.

Een voor een groot deel op elektronisch instrumentarium gespeeld concert door het Philip Glass Ensemble is in een zaal zo lekker (voor de meesten althans) omdat het zo hard is: daar kan de installatie thuis niet tegenop. En dat geldt natuurlijk ook voor alle (grootschalige) popevenementen. In deze tijd van draadloze microfoons en minuscule reversdingetjes missen zangers en presentatoren m/v hun houvast en ze blijven hun erotische relaties met de microfoon voortzetten. Op de televisie zien we nog steeds zangers zonder monden, omdat die schuil gaan achter dit fallusymbool in optima forma. Gescherm met snoeren en statieven à la Elvis, om maar een opwindende dwarsstraat te noemen, is er helaas niet meer bij. The King had aan dat statief een heuse partner net als Fred Astaire, die in een van zijn films overtuigend danst met een .... kapstok. Helaas, tijden veranderen.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht