Het gaat slecht met de kunst in Nederland. Het gaat slecht met het kunstonderwijs in Nederland. Het gaat slecht met de muziekscholen in Nederland.
Wie ooit bij aardrijkskunde de rijtjes van primaire en secundaire levensbehoeften heeft geleerd, weet dat kunst daarin niet voorkomt. Vreemd eigenlijk, want ik ben van mening dat niet alleen voor kunstenaars maar ook voor veel 'gewone' mensen kunst wel degelijk een belangrijke levensbehoefte is, al was het maar als afleiding van dit soms zo moeizame aardse bestaan. Daarom is het des te meer te betreuren dat overheden keer op keer zonder pardon het mes in kunstbudgetten zetten als de financiële nood hoog is. In het meest extreme geval zou je zelfs kunnen zeggen dat zo'n maatregel niet alleen voor de kunst maar in het algemeen averechts werkt (om niet te zeggen 'contraproduktief is').
Rijks- en provinciale overheden proberen via gedwongen fusies van zowel 'uitvoerende' organen als van andere betrokken organisaties en onderwijsinstellingen ook in de kunst de zogenaamde overheadkosten (wie weet er een goed Nederlands woord?) te drukken. Er wordt wel stilzwijgend voorbij gegaan aan het feit dat alle verworvenheden van kleinschaligheid inclusief de korte verbindingslijnen en passant het raam uitgegooid worden. Het zij zo.
Ook de (gemeentelijke) muziekscholen zijn inmiddels slachtoffer geworden van het commerciële denken, waarbij kwantiteit veel meer telt dan kwaliteit. Amsterdam ging een aantal jaren geleden voor met de introductie van onderwijs in de zogenaamde Wereldmuziek, een nietszeggende term, die het misschien enigszins discriminerende 'etnisch' vervangt. Hoe dan ook, in korte tijd kan veelal in workshop-(nog zo'n on-woord) verband kennis gemaakt worden met talloze 'vreemde' instrumenten. Het idee daarachter was om niet alleen allochtonen de mogelijkheid te bieden les op deze instrumenten te nemen. De praktijk blijkt toch vooral een bevestiging van de cultuurverschillen tussen 'buitenlanders' en Nederlanders.
Het 'klassieke' muziekonderwijs heeft er dus een concurrent bij ,
met als gevolg dat ook daar kortlopende cursussen en workshops schering
en inslag worden. Het door het fenomeen groepsles toch al uitgeholde onderwijs
wordt ook nog eens tegengewerkt door zaken als een gradensysteem, audities
en een maximum aantal jaren les en tot schrikbarende hoogten gestegen lesgelden.
Het gevolg laat zich raden, want als leerling moet je wel erg stevig
in je schoenen staan om het op deze manier nog leuk te blijven vinden,
alle inzet van docenten vaak ten spijt. Zelfs iemand met talent hoeft dat
na vijf jaar nog niet definitief bewezen te hebben, laat staan een keuze
over een eventuele muzikale carrière gemaakt te hebben. Nog even en aansluiting
met de beroepsopleiding op conservatoria (tegenwoordig ook al onderdeel
van Hogescholen voor de Kunst) is straks alleen nog maar mogelijk via privé-docenten,
die onder de huidige omstandigheden soms zelfs al goedkoper zijn dan de
gesubsidieerde muziekscholen, waar voor docenten de ondankbare taak ligt,
steeds maar weer beginners op te leiden en hun werkterrein alsmaar verder
te verbreden.
Straks dus alleen nog maar muziekstudenten met 'rijke' ouders of worden de orkesten dan helemaal gevuld met in het buitenland, waar ze niet steevast het kind met het badwater weggooien, opgeleide musici? En het publiek? Is dat er dan nog wel, want die paar jaartjes spelevaren op een instrument zullen nauwelijks voldoende zijn om interesse voor de concertzaal te wekken. Is dat de bedoeling van de overheid, dat de kunst zichzelf wegsaneert? Laten we hopen van niet: het zou een treurige boel worden.
PRISKA FRANK