De laatst decennia is het vak van musicus mede onder invloed van
de media ingrijpend veranderd. Niet alleen is de standaard technisch enorm
opgeschroefd en is een specialist tegenwoordig gewoner (en acceptabeler!)
dan een all-rounder, maar uitsluitend een eerste klas produkt afleveren
schijnt niet meer te voldoen. Nee, er moet ook over gepráát worden. Een
beetje musicus wordt nu geacht een persoonlijkheid te zijn die ook achter
het podium boeiend is en welbespraakt het hoe en waarom achter zijn muziek
uiteen kan zetten. In de schrijvende pers is de tendens van het 'diepte-interview'
duidelijk waarneembaar; daarnaast is de musicus als gast in radioprogramma's
(tot en met 'Een goede morgen met...') en talkshows (panelleden in spelletjesprogramma's
wil ik buiten beschouwing laten) op de televisie een steeds vaker voorkomend
fenomeen. De muziek voor zichzelf laten spreken is zeker ouderwets...
Wat mij buitengewoon stoort is dat 'de bekende musicus' tegenwoordig
ook al gevraagd wordt naar zijn privéleven en dat gesuggereerd wordt dat
er een ideaal karakter voor musici zou zijn. Een rebels en veelzijdig musicus
als violist Nigel Kennedy kan eigenlijk alleen al daarom niet goed zijn.
In de inleiding van een interview met topviolist Frank Peter Zimmerman meldt Paul Korenhof in Luister alleen al in de eerste alinea dat de violist getrouwd is, een zoontje heeft, en, o wonder, belangstelling heeft voor meer dan alleen vioolspelen, te weten Japanse visgerechten en films van Chaplin en Laurel en Hardy. Helemaal misselijk word ik van zo'n zin '...als bescheidenheid en zelfkritiek karaktertrekken zijn van grote musici, dan is Zimmerman een groot musicus.' Bah!
Niet iedereen is als Ton Koopman, die op of achter het podium een
tomeloze energie tentoonspreidt. Ik heb het genoegen gehad, les van hem
te krijgen čn hem beroepshalve te interviewen. De waterval van feiten,
ideeën, inzichten, meningen, anekdotes, voorbeelden etc. die dan loskomt,
is onstuitbaar.
Roel van der Leeuw maakte zeer onlangs een interview met deze muzikale
alleskunner (Luister, april '93). Hoewel ik daar inhoudelijk niets op aan
te merken heb - de omschrijving 'muzikaalste tuinkabouter van Nederland'
zal ik maar als goedbedoeld koosnaampje beschouwen- stuit de kop me toch
tegen de borst, vooral omdat die tussen aanhalingstekens is afgedrukt.
Nu weet iedereen uit het vak dat je zelf koppen kunt aanleveren tot je
een ons weegt en dat er dan soms nog iets onzinnigs boven je stuk wordt
gezet. Maar dat wordt dan wel in zoveel-duizendvoud de wereld ingestuurd.
En in dit geval blijkt 'Jehova-getuigen zijn goede musici geworden' niet
alleen een raadselachtige maar ook een onjuiste kop te zijn. In het artikel
zegt hij namelijk dat 'de Jehova-getuigen van de óude muziek goede musici
zijn geworden'!
Van meestercellist Yo-Yo Ma wordt op de een of andere manier wčl geaccepteerd dat hij zich op uiteenlopende terreinen binnen de muziek beweegt. Een CD samen met zanger Bobby McFerrin blijkt samen te kunnen gaan met een Carte Blanche-serie van vijf concerten vlak na elkaar in het Concertgebouw drie jaar achtereen. Komt dat door de aimabele persoonlijkheid van Ma? Wie hem onlangs in de show bij Karel van de Graaf zag, weet wat ik bedoel. In het aan bovengenoemde serie gewijde krantje wordt Ma, behalve Mr. Nice Guy, ook de aardigste musicus ter wereld genoemd. Ga er maar aan staan.
PRISKA FRANK