Je hebt van die concerten waarbij alles klopt: de sfeer, de muziek, de uitvoering, het publiek. Aandacht en spanning, leut en ernst zijn precies in de juiste mate aanwezig, en je gaat naar huis met het tevreden gevoel dat je iets unieks hebt meegemaakt. Strikt genomen is natuurlijk ieder concert uniek, maar de lezer begrijpt wat ik bedoel: er is dan iets bijzonders gebeurd op zo'n avond. In het Utrechtse Muziekcentrum Vredenburg worden al vele jaren series componistenportretten geprogrammeerd. Zo'n portret kan onbekende tijdgenoten van beroemdheden mede belichten en daardoor niet zozeer een portret als wel een beeld scheppen. In het geval van het concert dat de naam Franse Suite meekreeg, passeerden zeven componisten de revue. Het zou me niet verbazen als voor velen de enige bekende naam in het rijtje die van Debussy was. Gekozen was voor Franse muziek, grotendeels voor blazers en uit de eerste helft van de twintigste eeuw waarin talloze schatten verborgen liggen. Alleen al in dat opzicht kan zo'n programma met, in dit geval, heel toegankelijke muziek de oren doen spitsen.
Om maar met Debussy te beginnen: van hem speelde Raymond Delnoye
de fluitsolo Syrinx (1912). Dit dromerige, typisch impressionistische stuk
verbeeldt de stervende god Pan en was bedoeld voor bij het toneelstuk Psyché
van Gabriel Mourey. Delnoye gebruikte op de lange noten vrij veel vibrato
maar gaf het werk ook warmte en helderheid. De spanning bouwde hij goed
op. Dit is zo'n stuk, dat je eigenlijk twee keer achter elkaar zou moeten
horen om echt goed tot je door te laten dringen. Deze muziek en Debussy's
Prelude a L'après-midi d'un faune met een belangrijke fluitpartij
hebben qua sfeer en stijl veel met elkaar gemeen.
Het andere solo-instrument tijdens dit concert was de piano, bespeeld door
Stanley Hoogland. Hij bracht een vijftal Esquisses (1861) van Charles-Valentin
Alkan ten gehore, die tot de meer salonachtige muziek van deze vrij onbekende
componist behoren. Alkan was een aan Liszt verwante figuur. Piano-wonderkind
en -virtuoos, componist van voornamelijk pianostukken die vanwege hun moeilijkheidsgraad
alleen door hem zelf gespeeld konden worden. Hij speelde echter zelden
in het openbaar en zijn biografie vertoont vreemde lacunes. De vijf gespeelde
Esquisses zijn in feite een soort muzikale portretjes, met de nadruk op
-jes. De wel erg voorspelbare mineur tertsen in Les cloches werden gelukkig
enigszins gecompenseerd door de woeste karakterisering van 'de terechtwijzing'
die erop volgde. Er zijn toch wel interessantere stukken voor solo piano
voorhanden die binnen dit kader passen?
Dollen
Veel Franse componisten in vooral de eerste decennia van deze eeuw
wisten wat humor en aanstekelijk ritmes waren. Ze wisten die bovendien
zo in muziek te vertalen dat er ook echt wat te lachen en te swingen viel.
Darius Milhaud wist daar ook weg mee. Zijn gebruik van Zuidamerikaanse
ritmes is behalve meeslepend vaak ook gewoon geestig. De sonate uit 1918
die echter binnen de Franse Suite werd uitgevoerd is relatief serieus,
bovendien qua stijl het moeilijkst te bevatten voor de luisteraar. De doorzichtigheid
die het gros van de geprogrammeerde muziek kenmerkt, ontbreekt in deze
Sonate soms. Het sfeervolle eerste deel maakt al vrij snel plaats voor
de drukte van het Joyeux en het schelle Emporté. Het Doloureux geeft
geen aanleiding tot een uitsmijter tot slot zoals andere 'nummers' dat
wel hebben. Voor de uitvoerenden niet eenvoudig overigens, maar dat is
wel het laatste wat je hoort bij kopstukken als Delnoye, George Pieterson
(klarinet), Han de Vries (hobo) en Hoogland. Delnoye's plaats werd ingenomen
door fagottist Joep Terwey in 'A tour d'anches' (1939/1943) van Florent
Schmitt. Deze componist is ook in zijn eigen tijd min of meer een buitenbeentje
gebleven. Hij had een heel eigen stijl, schreef vooral later veel pianomuziek.
Zoals zoveel Fransen componeerde hij echter ook muziek voor blazers. Het
gespeelde A tour... heeft die typisch Franse springerig- en lichtheid.
Dit is duidelijk muziek met een knipoog, niet in de laatste plaats ook
naar Satie. Dollen met muziek, daar waren deze componisten goed in. Andere
Fransen zoals Ravel en Françaix (oude modi!) klinken ook in A tour...
door. De buitengewoon lichte en speelse uitvoering beviel het publiek voel-
en hoorbaar.
Sextet
Albert Roussel is nog zo'n naam die we veel te weinig horen. Hij
startte zijn muzikale carrière laat nadat hij gevaren had. Het Divertissement
opus 6 uit 1906 is een sextet voor vijf blazers en piano. Het Franse coloriet,
de onvoorspelbare afwisseling tussen lyrische en levendige passages, de
watervallen noten, de levenslust maken dit soort stukken niet alleen leuk
om te beluisteren maar ook om te spelen. Dat laatste was aan de geïnspireerde
vertolking, met als zesde man hoornist Jacob Slagter, duidelijk te horen.
Een aantal van de musici kent elkaar al tientallen jaren en dat garandeerde
een even ontspannen als accurate samenwerking. Niet alleen werd virtuositeit
hier in muzikaliteit geïntegreerd, ook meer gedragen, sfeervolle passages
kregen de juiste lading. Zo brachten de zes L'heure du Berger van Françaix
(1947) met een perfect gevoel voor dramatiek en het absurde. De titels
van de delen geven al een beetje wat voor soort muziek men kan verwachten.
Les Vieux Beaux; Pin-up girls; Les petits nerveux. Vooral dat laatste deel
met zijn plezierige drukte en al die noten klonk swingend. Gewoon leuk.
Het concert werd besloten met het Sextuor uit 1932/1939 van Poulenc. Bij het horen van dit stuk wist ik meteen weer waarom vooral deze componist me zo na aan het hart ligt, om te beluisteren èn om zelf te spelen. Het idioom van dit sextet komt aardig overeen met dat van het piano concert uit 1949. Daarin klinken vergelijkbare, tonale samenklanken, zijn er buitengewoon lyrische momenten en duikt er zo nu een dan een adembenemend mooie melodie op. Daarnaast paart deze muziek een stralende innigheid aan gevoel voor humor, voorwaar een zeldzame combinatie. De zes musici voltooiden met een verzorgde, puntige, warme en vooral aanstekelijke uitvoering van dit sextet deze Franse Suite. En laten we eerlijk zijn, de Franse slag van al deze componisten is toch niet te versmaden, zeker niet als die geblazen wordt door een aantal inmiddels eminences gris van de Nederlandse muziek - Jacob Slagter behoort overigens tot een veel jongere generatie. Ik weet het, zo'n concert is uniek, maar meer van hetzelfde zou als ik de enthousiaste reacties uit het publiek een beetje juist inschat niet alleen aan mij goed besteed zijn.
PRISKA FRANK