Ja, het is een beetje triest maar de compositorische kwaliteiten van Henriëtte Bosmans, Leo Smit en Frank Martin verbleekten een beetje bij "Le tombeau de Couperin" van Maurice Ravel. Het Radio Kamerorkest speelde een drietal Nederlandse werken in het kader van Het Nederlandse Pianoconcert onder leiding van Ed Spanjaard in Muziekcentrum Vredenburg. Het programma leek zeer veelbelovend. De te spelen werken van Nederlandse componisten hebben welluidende titels als "Concerto voor piano en harmonie-orkest" van Leo Smit, het "Concertino pour sept instruments à vent, timbales, batteries et orchestre à cordes" van Frank Martin en het "Concertino voor piano en orkest" van Henriëtte Bosmans, een componiste met onder andere een heel boeiend lied-oeuvre. Bosmans' werk heeft zeker kwaliteit. Het "Concertino" heeft zowel een melodisch als een ritmisch thema dat zich ontwikkelt. De variatie is dan ook zowel ritmisch, metrisch als melodisch en ook in de instrumentatie zit systeem. De expositie bestaat uit korte frases of periodes die elkaar afwisselen en heel divers zijn. De muzikale ideeën volgen elkaar snel op waardoor er weinig structuur en continuïteit in lijkt te zitten. Op een gegeven moment valt alles op zijn plaats en wordt duidelijk waar Bosmans naar toe heeft gewerkt. Het werk is welluidend en ligt goed in het gehoor. Het "Concerto voor piano en harmonie-orkest" van Leo Smit is alleszins welluidend. Stravinsky was ongetwijfeld onmiddellijk naar de Buma gerend na het horen van Smits compositie. De programmatoelichting vermeldde al dat "Stravinsky een liefdevolle behandeling" krijgt in het werk van Smit. Naar mijn smaak een beetje te liefdevol, dit riekt naar gebrek aan inventiviteit. Het Concerto klinkt willekeurig en heeft als enige verdienste de instrumentatie waarvoor enige waardering is op te brengen. Ivo Janssen vertolkte de pianopartij vanuit een (geauthoriseerde?) kopie en speelde zo ongeïnteresseerd dat het "Concerto" alleen maar vervelender werd om naar te luisteren. Ellen Corver wist in Bosmans' "Concertino" lijn aan te brengen en haar spel getuigde van inzicht in de partituur.
Het "Concertino pour sept instruments à vent, timbales, batteries et orchestre à cordes" van Frank Martin is vergeven van een bepaalde rust door een homofone instrumentatie. De violen (1 en 2) speelden veelal eenstemmig en de thema's werden solo ingezet door een van de blazers. Er gebeurde niet bijzonder veel in dit werk en het publiek dat bij Smit al wegdruppelde was niet bijzonder enthousiast. De programmering was een beetje ongelukkig. In principe heeft elk werk zijn kwaliteiten maar in combinatie met elkaar werkte het geenszins. Als eerste werk vertolkte Ed Spanjaard met het Radio Kamerorkest "Le tombeau de Couperin" van Ravel en dat hadden ze niet moeten doen. Het lichte en dansante karakter van dit werk klonk zo bijzonder goed. Spanjaard dirigeerde dit werk met zoveel verve dat de andere stukken absoluut in het niet vielen. Kortom een ongelukkige programmering.
KATJA BROOYMANS