Muziek-vakonderwijs: een recht?


Bij het universitair onderwijs moeten we het er alweer een tijdje mee doen: de vermaledijde twee-fasen-structuur. Met uitzondering van de studies waarvoor een numerus fixus geldt kan iedereen gaan studeren wat hij of zij wil, maar het programma is voor een groot aantal studenten beperkt van, zeg maar, gemiddeld zes jaar tot nu vier jaar. Dit moet bepaald een verarming van het wetenschappelijk onderwijs genoemd worden en hiermee heeft Nederland definitief zijn aanzien in het buitenland verloren waar het de hoge onderwijs-standaard betreft. Jammer, want juist binnen de Europese Unie is de concurrentie in principe niet meer uitsluitend een binnenlandse aangelegenheid. Voor een select groepje studenten bestaat dan na die vierjarige eerste fase de mogelijkheid door te stromen naar de tweede fase door middel van het aio-schap (assistent in opleiding) en aanverwante onderzoeksposities.
In feite krijgt men zo de gelegenheid om tegen (karige) betaling enige jaren onderzoek op een van tevoren min of meer vastgesteld onderwerp te doen, waarna automatisch gepromoveerd wordt. Het aio-schap kweekt dus, zeg maar, kamergeleerden die onder hoge druk, want er moet geproduceerd worden, zaken bestuderen waar de maatschappij over het algemeen niet echt op zit te wachten: werkverschaffing dus. Maar ja, alles is beter dan meteen na afstuderen baanloos te zijn. Hoewel die tweede fase natuurlijk in feite uitstel van executie is, omdat ook daarna de kans op een baan binnen het vakgebied op veel fronten steeds geringer wordt voor academici. En met de huidige regels omtrent 'passende' arbeid moet de academicus m/v na een jaar werkloos te zijn geweest al werk accepteren dat ook door een ongeschoolde kracht gedaan zou kunnen worden!
Ik snap nog steeds niet dat niemand zich gerealiseerd heeft dat dit het toppunt is van financieel wanbeleid. Eerst wordt iemand op kosten van de gemeenschap hoog opgeleid en vervolgens wordt die investering binnen de kortste keren weer teniet gedaan door zo'n belachelijke regel. Nou gaat niemand dood van lichamelijke arbeid, maar sommige lijven zijn er beter toe uitgerust dan andere en bovendien gaat men met dit beleid totaal voorbij aan zoiets als geestelijk welzijn. Plezier in werken lijkt niet te tellen en zolang er bij lange na niet genoeg banen zijn voor iedereen lijkt het me wat vreemd om een academicus ergens in te proppen terwijl er velen rondlopen die meer geschikt zijn.

Aanpassen
Een oplossing zou zijn de toegankelijkheid van studies aan te passen aan de vraag van de markt, maar dat schijnt nog steeds niet te lukken. De laatste paar regeringen zijn dan ook buitengewoon slecht geweest in het beslissingen nemen die verder reiken dan de (zeer) korte termijn. En zo'n studie-toegankelijkheid regelen blijft natuurlijk toch ook een beetje koffiedik kijken. Maar goed, de twee- fasen-structuur dus en wel om financiële redenen, zij het met oogkleppen.

Vergeleken met bijvoorbeeld de voormalige Sovjet Unie of het even voormalige Joegoslavië is het met het kunst- en specifiek muziekonderwijs bij ons droevig gesteld. Afhankelijk van de onderwijzer(es) wordt op de basisschool iets aan muzikale vorming gedaan. In het voortgezet onderwijs wordt dat ene uurtje in de week de eerste twee jaar over het algemeen weinig serieus genomen. Scholen waar eindexamen muziek gedaan kan worden vormen de positieve uitzonderingen op deze situatie. Wie een instrument wil leren bespelen zal zelf moeten zorgen daar via een muziekschool - waar het onderwijs door, alweer vanwege het geld, groepslessen, kortlopende cursussen en geknoei in de marge danig is uitgehold - of privé docent les in te krijgen.
In het kader van nog steeds lopende fusie-perikelen bij de Gemeentelijke Muziek- en Dansschool heeft een van de betreffende wethouders het zelfs gepresteerd te verkondigen dat de muziekschool NIET opleidt voor een eventuele vervolgstudie aan het conservatorium. Wie dan wel, vraag je je af.
Uiteraard speelt de achtergrond van de ouders en de eventuele vasthoudendheid van een kind naast de financiële situatie een rol in het al dan niet bereiken hiervan. Maar alles bij elkaar is het vroegtijdig ontdekken van al dan niet muzikaal talent bij een kind bijna een kwestie van toeval in Nederland. Alleen de meest- getalenteerden zien kans om naast hun school vroegtijdig aan een beroepsopleiding te beginnen - de conservatoria in Den Haag en Rotterdam beschikken over een geïntegreerde mavo- en havo-opleiding - voor velen volgt het conservatorium echter vaak pas op het voortgezet onderwijs. Jammer, want zeker het tot in de perfectie leren beheersen van een instrument is jong zoveel gemakkelijker te leren dan later, zelfs als dat 'al' op 18-jarige leeftijd is.

Teveel
Nederland telt 12 conservatoria die allemaal hun eigen toelatingseisen hanteren en in totaal zo'n 6500 leerlingen hebben. En dat is in feite veel te veel. Niet in de laatste plaats doordat er de afgelopen jaren toch fors bezuinigd is op de vaderlandse orkesten en daarmee is het aantal arbeidsplaatsen aanzienlijk verminderd. Vanwege het teruglopend aantal kinderen kampen ook de muziekscholen met dalende aantallen leerlingen met alle gevolgen vandien voor de docenten. Dan is er nog het 'vrije circuit' waarin met veel knokken met muziek maken een mager belegde boterham te verdienen is. Alleen de supertalenten is het gegund om wereldwijd bekend te worden en in sommige gevallen astronomische gages te verlangen.

Topconservatoria
Andermaal om financiële redenen heeft de overheid besloten ook in het muziek-vakonderwijs de twee-fasen-structuur in te voeren. Maar bij nog meer gebrek aan geld kunnen niet eens alle conservatoria zo'n tweede fase krijgen. Een commissie van de Raad voor de Kunst had eerder dit jaar de weinig benijdenswaardige taak te bepalen wie dan wel door mogen 'voor de tweede ronde'. De beslissing had 1 maart jl. moeten vallen, maar het werd iets later.
In de wandelgangen wordt hier en daar ook gepleit voor het terugbrengen van het aantal muziekstudenten, omdat ook voor hen de kans op emplooi gering is na het voltooien van de studie, zeker als dat alleen een eerste en dus beperkte fase zou betreffen. Zeker geen slecht idee, maar meer dan bij de academische opleidingen geldt voor die in de muziek dat een aantal ervan, met name Utrecht en Den Haag, een grote aantrekkingskracht uitoefenen op buitenlandse studenten. Probleem gaat dan worden dat bij hogere toelatings-eisen de kans groot is dat in verhouding veel meer buitenlandse dan Nederlandse studenten zullen worden toegelaten. En nou kan iedereen, mits voldaan aan die toelatings-eisen, wel recht op onderwijs hebben maar ik bespeur hier toch een grote mate van onrechtvaardigheid.
Door de huidige onderwijsstructuur is het weinigen hier gegeven om al op een hoog niveau aan het conservatorium te beginnen en vervolgens zou die opleidingskans zo ook nog eens kleiner worden. Men heeft het over 'middelmatige' talenten die zo'n opleiding dan ook niet verdienen, maar dan vraag ik me af waaraan buitenlandse studenten (waaronder velen van buiten de EU) dat recht wel ontlenen. U en ik betalen toch geen belasting om Mr. X uit China en Madame Z uit Mozambique een goede opleiding te geven terwijl talent 'van eigen grond' daaraan opgeofferd wordt? Hoor ik daar iemand iets zeggen over prestige...? Hogere lesgelden vragen lijkt me nog het minst in deze situatie. Mogelijk gebeurt dat ook al, maar toen ik daarover navraag wilde doen bleek het conservatorium wegens vakantie gesloten.

Wispelturig
Hierbij een overzicht van de weerslag in de kranten van wat er de afgelopen tijd rond de conservatoria heeft gespeeld en nog speelt, want ondanks een eerder besluit lijken de kaarten door een wispelturige staatssecretaris opnieuw geschud te zijn. Op 10 februari schrijft de adjunct-directeur van het Utrechtse Muziekcentrum Vredenburg, Mathieu Heinrichs, op de opinie-pagina van het Utrechts Nieuwsblad een bevlogen pleidooi vóór de toekenning van een tweede fase aan het conservatorium in Utrecht. Hij hekelt het arbitraire gegeven dat van de vier conservatorium die een tweede fase mogen krijgen er twee in de Randstad en twee elders moeten liggen, waarbij geheel voorbij gegaan wordt aan de importantie van mogelijk een derde conservatorium (uiteraard Utrecht) in de Randstad. Heinrichs vergelijkt de eerste fase met het opkweken van meubelmakershout tot brandhout. Een griezelige metafoor in verband met een vak met zoveel houten instrumenten.
In de race om de tweede fase bundelen drie conservatoria in Oost- Nederland een week later hun krachten: muziekpedagogiek in Arnhem, muziektherapie in Enschede en scheppende toonkunst in Zwolle moeten samen de tweede fase van dit samenwerkingsverband met de naam Messiaen Academie gaan binnenhalen. Er wordt gesproken over kwaliteit die wordt 'getoetst aan internationale maatstaven'. Op 29 februari volgt een bericht dat het genoemde probleem van het gebrek aan hoogwaardig muziekonderwijs in een vroeg stadium gedeeltelijk moet ondervangen. Het Utrechts conservatorium gaat met financiële steun van de VSB en Lions aspirantstudenten in de leeftijd van 8 tot 15 jaar werven in een Jong Talenten klas, die tot dan toe nog onder het gewone budget van het conservatorium viel. (Overigens kent ook het Koninklijk Conservatorium in Den Haag Oriëntatiedagen voor jonge musici.)
De volgende dag is dit instituut wederom in het nieuws, nu omdat directeur Janny de Jong, die op dat moment nog geen jaar daarvoor de na veel commotie vertrokken Ton Hartsuiker opvolgde, wordt vervangen door een driemans interim-bestuur omdat haar interne beleid onderhevig is aan felle kritiek. De strijd om de tweede fase heeft ongetwijfeld voor extra druk op de ketel gezorgd.

Bom
Twee dagen later verschijnt in het Utrechts Nieuwsblad opnieuw een pleidooi voor een Utrechtse tweede fase, dit maal van de wethouders van Cultuur en Onderwijs, van Willigenburg en Bergwerff-van der Steen. Daarin wordt maar even trots aangegeven dat 81% van de studenten aan het Utrechtse conservatorium van buiten de provincie komt en dat bovendien 30% van het totaal, namelijk 225, uit het buitenland komt! Als inwoner van artikel 12-gemeente Utrecht en betaler van gemeentebelastingen die tot de hoogste in het land behoren, vraag je je wel af wat voor beleid er eigenlijk gevoerd wordt! Het stuk eindigt met 'Wij hopen dat het argument van 'gecombineerde kwaliteit en de bereikbaarheid' de commissie tot een verstandig advies zal brengen.'....
En dan op 12 maart valt de bom: er komen maar twee instituten muziek met een tweede fase: Den Haag en Amsterdam. Inderdaad, maar twee dus. Daarvoor wordt zes miljoen van het budget uitgetrokken, terwijl de overige zeven dan gaan naar de verbetering van de eerste fase, zo mogelijk in combinatie met een numerus fixus.
Natuurlijk volgen alom protesten: zaakwaarnemer R. Seelaar in Utrecht kwalificeert het advies van de commissie Cohen als hebbend 'de diepgang van een surfplank'. Mede doordat de commissie zijn advies niet heeft beargumenteerd, wordt vriendjespolitiek gesuggereerd waaraan uiteindelijk Amsterdam en Den Haag hun bevoorrechte positie te danken zouden hebben.
Maar dan, op 18 maart komt het bericht dat staatssecretaris Cohen een brief naar de Tweede Kamer heeft geschreven om alsnog vier conservatoria twee fasen te geven. De wegen van de overheid blijven duister. Hij pleit voor nog twee fasen in het noordoosten en in het zuiden van het land. Dit mede vanwege het feit dat een aantal opleidingsinstituten zich heeft ingezet voor samenwerkingsverbanden, zoals de eerder genoemde Messiaen Academie.
Een kleine maand later verschijnt echter op de Forum-pagina een uitgebreid stuk van de hand van Jan van Vlijmen, de huidige directeur van het Holland Festival met een verleden bij de Opera en als directeur van het Haags conservatorium. Volgens hem heeft Nederland genoeg aan twee topconservatoria. Hij vreest dat politiek-strategische overwegingen de overhand zullen krijgen boven artistiek-inhoudelijke en hekelt juist de gepropageerde samenwerkingsideeën. Waarom de buit verdelen omdat er zonodig gespreid moet worden als er inderdaad twee echt goede instituten zijn die bovendien zullen kunnen voldoen aan de vraag? Twee of vier?
Wie had gedacht dat de discussie zich daartoe zou beperken, moet begin juli hartelijk gelachen hebben toen hij/zij in Volkskrant de kop 'Zes conservatoria kunnen topopleiding krijgen' las. Wat nu? Ik geef maar even de volledige tekst van dit ANP- bericht.
'Staatssecretaris Cohen van Onderwijs wil zes conservatoria een tweede-fase-opleiding gunnen, een vervolgopleiding voor zeer getalenteerde musici. Voorwaarde is wel dat de instellingen meewerken aan een algemene vermindering van het aantal muziekstudenten met 20 procent vanaf 1995. Cohen heeft dit aan de twaalf conservatoria voorgesteld. De staatssecretaris komt hiermee terug van zijn oorspronkelijke plan een dergelijke opleiding te vestigen aan vier conservatoria, twee in de Randstad en twee in de regio. Dat plan stuitte niet alleen op verzet van de instellingen maar ook van de Tweede Kamer. In april kreeg hij tijdens een debat hierover alleen volledige steun van de PvdA. Een woordvoerder van het ministerie zei maandag dat Cohen naar verwachting nog deze week de Kamer op de hoogste stelt van zijn voorstel en de reacties hierop van de instellingen. Volgens het nieuwe voorstel is de toekenning van de tweede-fase- opleiding aan de conservatoria In Den Haag en Amsterdam definitief en die aan Utrecht en Rotterdam en aan de samenwerkingsverbanden tussen de zuidelijke (Tilburg en Maastricht) en de oostelijke conservatoria (Arnhem, Enschede en Zwolle) 'voorwaardelijk'. Dat betekent dat er op termijn alsnog conservatoria afvallen, na een kwaliteitstoets in 1998.'
Nog geen week later komt het bericht dat het conservatorium in Hilversum, waar vooral de pop- en jazzmuziekopleidingen van belang zijn, gaat fuseren met het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium. Het zal duidelijk zijn dat druk van Cohen hier achter steekt.
In september begint voor de muziekopleidingen de twee fasen- structuur. Na vier jaar, als dus de aankomende studenten van nu hun eerste fase hebben doorlopen, wordt die kwaliteitstoets toegepast waarmee in feite alsnog twee conservatoria zullen afvallen. Intussen zijn Groningen en Alkmaar al buiten de boot gevallen en kan men zich afvragen of dit de zoveelste paniekbeslissingsronde van de overheid aangaande het onderwijs is geweest die straks weer betreurd zal worden, mogelijk zelfs gedeeltelijk teruggedraaid. Hoe dan ook levert deze operatie in eerste instantie alleen maar meer dan minder pijn onder musici op, want het zal duidelijk zijn dat al deze fusi perikelen gepaard gaan met ontslagen onder het personeel.
De vraag is dus in hoeverre deze bezuiniging werkelijk een bezuiniging is: uitkeringen kosten immers ook geld. Gedwongen ontslagen berokkenen de betrokkenen bovendien een hoop sores die wrang contrasteert met de cultuur-gedachte, die toch juist verheffend zou moeten zijn.

PRISKA FRANK


©St. NoPapers

Terug naar overzicht