Jungle Book, is dat niet die film van Walt Disney? Inderdaad heeft de befaamde tekenfilmmaker in 1967 een versie gemaakt van het verhaal over het jongetje Mowgli, dat in de jungle opgroeit en kennis maakt met onder anderen Shere Khan, de tijger, Bagherra, de zwarte panter, Kaa, de slang en vooral niet te vergeten Baloo, de beer. Het leverde onvergetelijke beelden op en niet minder onvergetelijke liedjes waarvan The bare necessities zelfs een Oscarnominatie in de wacht sleepte. Maar al veel eerder werd deze geschiedenis verfilmd, en de vooraanstaande critica Pauline Kael maakt in '5001 nights at the movies' zelfs niet eens melding van de Disney-film. Zij vermeldt slechts de verfilming uit 1942 door de bekende regisseur Alexander Korda, die mensen en dieren van vlees en bloed gebruikte. 'Children will probably still love the movie - and adults will have a better time than they expected', schrijft ze erover. Ook toen werd de muziek, deze keer van Miklos Rosza, genomineerd voor een Oscar.
Jungle book: wie schreef dat eigenlijk? De vooraanstaande Engelse schrijver Rudyard Kipling (1865-1936) was behalve voor Jungle Book, of eigenlijk twee Jungle Books respectievelijk uit 1894 en 1895, goed voor een aantal klassiekers. Hij is nooit persoonlijk in de jungle geweest, toch beschrijft hij die niet alleen in de Jungle Books maar ook in zijn kostelijke Just So Stories voor kinderen. In deze Stories legt hij op een inventieve manier uit hoe bijvoorbeeld het schrift is ontstaan, waarom olifanten een slurf hebben en over eb en vloed en de relatie met de maan. Kipling reisde wel op grote schaal en woonde een tijd lang in India hetgeen een duidelijke weerslag heeft gehad op veel van wat hij geschreven heeft. In 1907 ontving hij de Nobelprijs voor letterkunde. Behalve de kinderboeken schreef de auteur veel korte verhalen, waaronder Wee Willie Winkie en Debits en Credits, poëzie waaronder de bundel 'The Seven Seas' en romans als The Ligth That Failed en Captain Courageous. Tevens verschenen er brieven en een onvoltooide biografie.
Hart orkestrale muziek
In de Franse componist Charles Koechlin (1867-1950) had Kipling
een grote fan. Zodra Jungle Book in een Franse vertaling uitkwam las hij
die en het boek werd tientallen jaren een inspiratiebron voor zijn muziek
die het hart vormt van zijn orkestrale muziek. In 1899 begon hij aan de
Trois Poèmes, opus 18 op in het Frans vertaalde teksten van Kipling.
Het zijn de enige drie stukken van de Jungle Book-muziek met een vocaal
aandeel gebleven. Bovendien markeren ze in Koechlins oeuvre de overgang
van vocale naar symfonische muziek. De vier delen van The Spring Running,
opus 95 die ontstonden tussen 1925 en 1927 zijn qua stijl een soort samenvatting
van wat de componist tot dan toe geschreven had. Aan The Meditation of
Purun Bhagat, opus 159 waagde Koechlin twee pogingen die hij vervolgens
verwierp om pas in 1936 tevreden te zijn met een derde poging. The law
of the Jungle, opus 175 is een heel eenkleurig en Oosters-getint stuk dat
bijna archaïsch aandoet. Tenslotte ontstond Les Bandar-log, opus 176,
in het boekje bij de cd aangeduid als 'het apen-scherzo', hierin verwerkt
de componist op een satirische manier modernismen maar ziet kans om het
tegelijkertijd een fuga-inslag te geven die voortdurend de kop opsteekt
met een dalend thema. Ondanks de grote tussenpozen tussen het schrijven
van de diverse symfonische gedichten op basis van Jungle Book is er toch
ook een eenheid te bespeuren vooral in de sfeer. Een eenheid die we overigens
pas voor het eerst echt kunnen ervaren nu de gehele cyclus is opgenomen
en uitgebracht op cd. En misschien dat de componist Koechlin daardoor ook
wat meer de aandacht gaat krijgen die hij eigenlijk verdient.
Koechlin was het liefst astronoom geworden, maar mocht dat niet van zijn vader. Die zag hem liever officier worden. Ook dat ging niet door aangezien Charles tuberculose opliep, hetgeen hem uitsloot van een militaire carrière. Tijdens zijn langdurige herstelperiode had hij royaal de gelegenheid muziek te bestuderen en eenmaal genezen trad hij in 1890 toe tot het conservatorium in Parijs waar hij theorie studeerde en bij Massenet compositie. In die tijd werd in de contrapuntlessen van Gédalge ook voorgoed zijn belangstelling gewekt voor de muziek van J.S. Bach. Toen in 1896 Massenet ontslag nam volgde Fauré hem op. Met name Fauré's eenvoud en het evenwicht tussen vrijheid en discipline in muziek zou Koechlin altijd blijven nastreven. Ook dat is terug te vinden in de verschillende onderdelen van Jungle Book.
Nacht
Hoewel Koechlin tot het eind van de jaren twintig van deze eeuw
vooraan liep in het Parijse muzikale leven waren zijn geschriften óver
muziek al snel veel bekender dan zijn composities. En dat is eigenlijk
tot nu toe onveranderd gebleven: zijn muziek wordt zelden uitgevoerd ondanks
de onmiskenbare kwaliteiten ervan. Gedeeltelijk zal dit wel te maken hebben
met Koechlins vasthouden aan het symfonisch gedicht en groot post-romantisch
orkest lang nadat die uit de mode waren. De componist liet zich overigens
door allerlei buiten- muzikale zaken inspireren. Daaronder klassiek mythologische
onderwerpen, dromen en fantasie, de nachtelijke hemel en het mysterie van
het universum - niet zo verwonderlijk als men zijn oorspronkelijke beroepskeuze
in aanmerking neemt - en verder het bos. Dit laatste komt uiteraard uitgebreid
voor in de Jungle Book-muziek evenals het nacht-aspect, dat zowel in het
middelste van de Trois Poèmes als in het laatste deel van opus 95
aan bod komt. Overigens begon Koechlin met de vierde episode uit het originele
Jungle Book, namelijk die over de witte zeehond, de enige die niet in de
jungle speelt. De sfeer van de muziek is laat-romantisch evocatief met
golvende bewegingen in het orkest. Van dit zeehonden-slaaplied gaat een
enorme rust uit en tegelijkertijd straalt het zoals bijvoorbeeld Ravels
zonsopgang in Daphnis et Chloé. Schitterende muziek waar dan ook
nog als het ware een vrouwenstem boven zweeft. De nacht in het tweede gedicht
klinkt broeierig en donker. In kalme beweging wordt er spanning opgebouwd.
Een bariton en mezzo-sopraan geven aan het vocale gedeelte een mooi evenwicht
tussen hoog en laag. Vreemd dan dat in de Song of Kala Nag, een olifant,
een tenor is voorgeschreven. Ik associeer het hoge mannengeluid in elk
geval niet met dit dier, bovendien zijn de verrichtingen van Johan Botha
niet zeer overtuigend ondanks een redelijke verstaanbaarheid. De beide
andere vocalisten, Iris Vermillion en Ralf Lukas, zijn moeilijker te volgen
maar kleuren wel heel mooi bij het ongelooflijk doorzichtig spelende orkest.
Jammer dat de opname de zangers wat mij betreft toch iets teveel op de
voorgrond schuift. Uitgerekend in deze muziek is het veel mooier als de
stemmen versmelten met de instrumenten.
Oosters
De verschillende onderdelen van The Spring Running zijn heel levendig
en afwisselend met uitbarstingen en hele stille momenten. Qua instrumentatie
zitten er prachtige vondsten in deze muziek met een geprononceerde pianopartij,
harp, zelfs een orgel en allerlei soli voor de blazers. Het was in dit
gedeelte dat ik kort geleden de radio aanzette waar de beide cd's al integraal
gedraaid werden - hoera! - en dat het me weer opviel hoe ongelooflijk mooi
deze muziek is, werkelijk om stil van te worden. Bovendien is die zo beeldend
geschreven dat er welhaast sprake is van filmmuziek waarbij men het beeld
absoluut niet mist. Zoals men van een stuk kan verwachten met de titel
The Meditation of Purun Bhagat - die overigens aanvankelijk een invloedrijk
politicus was en zich later als gelovige pelgrim terugtrok in de bergen
- koos Koechlin voor een laag tempo en een soort sereniteit, die ik met
het Oosten associeer. Er wordt hier een soort eindeloze melodie gespeeld,
die eigenlijk niet nazingbaar is, almaar doorgaat terwijl de structuur
zich verdicht in het orkest en de spanning toeneemt. Andermaal prachtig
geschreven en op deze opname ook nog prachtig gespeeld. The Law of the
Jungle mag dan stoere elementen van koperblazers in zich hebben, de Oosterse
kleuring is eveneens heel duidelijk aanwezig door de gongs, de pentatoniek
en de oktaafverdubbelingen. Dramatiek wordt toegevoegd door het langzaam
opvoeren van het volume, de paukenslagen en het breder wordende tempo.
Vreemd dat je deze ruim 9 minuten toch als langer ervaart dan bijvoorbeeld
de volle 13 minuten van de Meditation. Evenals het laatste deel, Les Bandar-log,
speelt in The Law het Radio-Symphonie-Orchester Berlin onder leiding van
David Zinman met een doorzichtige kleurenrijkdom die van deze eerste
opname ook meteen een standaard maakt. Zinman, die de London Sinfonietta
en Dawn Upshaw dirigeerde in de opname van Górecki's derde symfonie
die vervolgens de hele wereld veroverde, is goed in dit soort muziek. Zonder
te vervallen in zakelijk soort helderheid ziet hij kans ongeveer elke noot
in het orkest voor zichzelf te laten spreken, die orkestklank ook nog een
fundament te geven en bij elkaar te houden. Voorwaar een prestatie die
hier twee cd's lang goed is volgehouden. Voor wie van Franse muziek houdt
en wel eens iets anders wil dan Ravel, Debussy en Fauré is dit zeker
een aanrader. Voor wie houdt van sfeervolle orkestmuziek ook. Tja, voor
wie eigenlijk niet.?
PRISKA FRANK