Reizen, we staan er nauwelijks meer bij stil, maar een eeuw geleden had dat nog heel wat voeten in de aarde. De trein was over land het snelste vervoermiddel, maar weer een eeuw eerder was ook die er nog niet. En toch werd er ook in zeventiende en achttiende eeuw op grote schaal gereisd. De gemiddelde reiziger met bagage deed dat dan per (post)koets waarmee slechts enkele tientallen kilometers per dag gehaald konden worden. De slechte conditie van de wegen - op een steil stuk moeten uitstijgen en zelf lopen was niet uitgesloten -, de houten wielen en de beperkte vering van de rijtuigen, om maar niet te spreken van de mogelijkheid overvallen te worden door struikrovers - '...de diligence is in dit deel van het land goed bewapend met pistolen; vooral sommige bossen waar we doorheen kwamen zijn nogal griezelig voor een passagier alleen, want er valt in geen mijlen een huis te zien...'* - maakten deze vorm van reizen tot een weinig comfortabele. In een van zijn brieven aan zijn vader meldt Wolfgang A. Mozart in 1780 dat hij in de koets een tijdlang op zijn handen had gezeten of liever gezegd gesteund omdat zijn achterwerk pijn deed van de harde ondergrond en het hobbelen. 'Je kunt nog beter gaan lopen', vond hij. Overigens gebruikte deze componist niet zelden zijn reistijd om onderweg al dan niet in zijn hoofd te componeren.
Ook alle huidige communicatiemiddelen zijn een fenomeen van ongeveer uitsluitend de twintigste eeuw. Wat de televisie en de kranten met hun lange-afstandsverbindingen ons tegenwoordig voorschotelen was nog niet eens zo heel lang geleden letterlijk onbereikbaar voor mensen. Schilderijen, tekeningen en geschreven verslagen waren de middelen om verre bestemmingen dichterbij te halen. Wie zich een volledig beeld van een situatie wilde vormen moest de ongemakken van het reizen voor lief nemen en zich persoonlijk op de hoogte stellen. Een tijd lang was het voor met name Britse jongemannen van een zekere afkomst (en financiële middelen) zelfs een vast onderdeel van de opvoeding om al dan niet in het gezelschap van een 'tutor' een zogenaamde Grand Tour te maken. Dat gebeurde tijdens de Restoration - het herstel van het huis Stuart, 1660 tot 1714 - en de rest van de achttiende eeuw. Gedurende één of zelfs twee jaar werd dan het 'continent' bezocht. De Nederlanden, Frankrijk en Italië werden zo uitgebreid aangedaan waar men zich met name op de hoogte stelde van de kunst. Hierdoor werd in Engeland bijvoorbeeld het Neo-classicisme, dat terug te vinden is in de bouwkunst van Christopher Wren, verspreid evenals een sterke belangstelling voor de Italiaanse schilderkunst in het algemeen.
In dit licht is het niet verwonderlijk dat iemand als Charles Burney (1726-1814) verschillende reizen maakte naar Europese landen om uit de eerste hand informatie te verzamelen over muziek. Deze organist, componist en auteur van artikelen (inclusief een over kometen) en boeken over de meest uiteenlopende onderwerpen, waaronder een 'General history of music', studeerde in Oxford en was ondermeer bevriend met de befaamde acteur Garrick en de componisten Thomas Arne (1710-1778) en Händel. In 1764 reisde hij naar Frankrijk en besloot zes jaar later terug te keren en zijn trip uit te breiden tot Zwitserland en Italië. Een jaar later verscheen daarvan zijn verslag: The present state of music in France and Italy. Ook Duitsland, Oostenrijk en de Nederlanden werden op deze manier bezocht en opnieuw verscheen een dergelijk verslag waarin behalve de muziek ook kunst en met name literatuur een royaal aandeel heeft. Op deze wijze heeft Burney documenten van niet te overschatten waarde achtergelaten: levendige geschiedschrijving gebaseerd op eigen waarneming inclusief nogal wat gesprekken met prominenten als Padre Martini, Rousseau en Voltaire.
De Novello's
Geheel in de sfeer van de reizen van Burney vertrokken in de zomer
van 1829 Vincent (1781-1861) en Mary Novello uit Londen naar Salzburg en
Wenen om Mozarts zuster Marianne ('Nannerl'), zijn weduwe Konstanze en
enige van diens vrienden te bezoeken. De directe aanleiding was het bericht
van Konstanze dat Londen via de harpbouwer J.A. Stumpff bereikte over Marianne,
toen weduwe van Baron von Berthold zu Sonnenburg, die in behoeftige omstandigheden
en een slechte gezondheid verkeerde. Vincent, componist en uitgever en
zoon van een Italiaanse banketbakker die zich in Londen had gevestigd,
trok zich het lot van de zuster van de 'Shakespeare van de muziek' dusdanig
aan, dat hij een collecte in eigen kring hield. Vervolgens gingen hij en
zijn vrouw de bescheiden opbrengst van £ 63 in Salzburg persoonlijk
aanbieden. Van deze reis hielden beiden onafhankelijk van elkaar een dagboek
bij. Dit reisverslag, dat pas tijdens de Tweede Wereldoorlog bij hun achterkleindochter
werd ontdekt, biedt waardevolle historische informatie over Mozart en de
zijnen. Deze componist was weliswaar al in 1791 berooid overleden, maar
zijn importantie was inmiddels de wereld en zijn weduwe duidelijk geworden.
Daarom was het des te belangrijker een poging te doen helderheid te krijgen
over de geruchten aangaande zijn doodsoorzaak en het niet door hem voltooide
Requiem.
Reisverslagen
De dagboeken geven behalve van de gevoerde gesprekken een beeld
van de reis. Door te schrijven in de schuddende koetsen zijn gedeelten
helaas onleesbaar geworden. In België, dan nog onderdeel van De Nederlanden,
schrijft Mary: 'rijtuigen passeren elkaar links in plaats van rechts -
lastig voor een Engelse koetsier.' De Novello's ontzien zich onderweg niet,
reizen non-stop in 36 uur van Antwerpen via Leuven en Luik naar Keulen.
Aldaar gunnen ze zich drie uur slaap alvorens de Dom te bezichtigen. Overigens
verkeren ze ten onrechte in de veronderstelling dat deze kathedraal vervallen
is: het gebouw was echter nog niet voltooid. Pas in 1842 wordt daarmee
een begin gemaakt. Het traject Keulen-Mainz gaat per stoomboot over de
Rijn waar Mary zich uitlaat over de mede-passagiers waaronder een 'Amsterdamse
jodin, die plat Engels sprak.' Vincent ontmoet een Engelse generaal: 'Hij
sprak vloeiend Frans, was in Engeland geweest en al met al een ontwikkeld
iemand met goede smaak. In de loop van ons gesprek vertelde hij me dat
hij Goethe en Hummel [Johann Nepomuk Hummel, 1778-1837, Oostenrijkse componist
en pianist, PF] persoonlijk had ontmoet en (wat ik prettig vond om te horen)
dat ik uiterlijk erg op Hummel lijk.' In Mannheim had Vincent liever muziek
van de aldaar geboren maar inmiddels in Londen wonende mede-contribuant
Johann Baptist Cramer (1771-1858, Duitse componist en pianist) gehoord
maar het werd werk van Rossini. 'De toon van de Piano was dun en metalig,
zeer inferieur vergeleken bij de vertrouwde instrumenten van Broadwood
en andere uitstekende Londense pianobouwers.' Vincent ontpopt zich als
een echte romanticus als hij op 6 juli naar aanleiding van de tocht per
huurkoets van München naar Heilbronn noteert: 'Een rijtuig is een
veel te snel vervoermiddel in deze omgeving. Veel liever was ik te voet
gegaan, zodat ik wat had kunnen toeven op de interessante plekjes, in plaats
van weggerukt en voortgesleept te worden zodra ze in zicht komen. Weinig
zou me meer voldoening geven dan op mijn gemak met een dierbare vriend
door heel deze prachtige vallei te wandelen....' Een paar dagen later schrijft
Mary: 'Reisden tot Ulm door het verrukkelijkste natuurschoon - de Kathedraal
is stellig fraai, maar zeer slecht onderhouden. Het gezelschap in de Eilwagen
werd van hier af beter, ofschoon we met 5 waren - gemoedelijke, kwezelachtige
royalist uit de oude doos, zijn Duitse echtgenote, en een opgewekte landgenoot
van hem, die nog onder Prins Eugène (de Beauharnais) had gediend,
in Moskou was geweest en duidelijk nog steeds een aanhanger van Napoleon
was gebleven....' Inmiddels in München zitten er in de herberg waar
ze logeren drie musici te spelen: '...wat er werd gespeeld, was wel heel
pover: Walsen, Quadrilles van Rossini, Pacini en andere rommel, hoogstens
geschikt om er kleine schoolmeisjes mee te vermaken...' Vincent steekt
zijn kritiek niet onder stoelen of banken, ook niet als hij later lopend
door de stad muziek opvangt van '...Mercadente [de componist van het tegenwoordig
door Berdien Stenberg zo bekende Rondo Russo, PF] of andere 'duistere beroemdheden'
uit de Moderne school. Geen enkel accoord dat eraan herinnert in het land
van Mozart te zijn...'
Salzburg
In Salzburg ontmoeten de Novello's behalve Mozarts zoon Franz Xaver
(1791-1844) de dan 66-jarige Konstanze een aantal malen. Zij was toen ook
sinds drie jaar weduwe van haar tweede man, de Deense diplomaat Georg Nicolaus
von Nissen, met wie ze een tijd lang in Kopenhagen had gewoond. Mary noemt
haar 'een heerlijke vrouw'. Deze is zich bewust van haar interessante 'funktie'
als weduwe van de beide mannen. Ondanks alles blijft ze stukjes autograaf
van Mozart aan allerlei mensen weggeven, waardoor deze onherstelbaar zijn
beschadigd en gedeeltelijk verloren gegaan. Ze bestaat het zelfs Vincent
Novello Mozarts inktstel aan te bieden, maar deze weigert dat gelukkig.
Ook lijkt Konstanze er alles aan gelegen te zijn een mooi en daardoor onjuist
beeld van Mozart te geven. Ook de Novello's worden hiermee geconfronteerd,
maar zij weten op dat moment ook niet beter. Zo was Amadeus absoluut niet
de natuurliefhebber die zijn weduwe schetst. Ook geeft zij foutieve informatie
over de achtergrond van de mis Davidde Penitente. Overigens is omstreeks
de tijd dat Vincent en Mary haar bezoeken tevens een hoogst onbetrouwbare
biografie van haar over Mozart verschenen. Uiteraard hebben de Novello's
Konstanze - haar schoonzuster Marianne was te ziek om vragen van enige
omvang te beantwoorden - gevraagd naar de ware toedracht van Mozarts dood.
Nu het grote publiek door Formans film Amadeus, die weer gebaseerd is op
Peter Shaffers gelijknamige toneelstuk, in de mening verkeert dat Antonio
Salieri (1750-1825) de hand in Amadeus' dood heeft gehad en vlak daarvoor
nog samen met de componist aan diens Requiem gewerkt zou hebben is het
van belang een en ander recht te zetten, tenminste voor zover hierin duidelijkheid
is te krijgen. De Mozart- en Haydn-kenner H.C. Robbins Landon heeft daartoe
zelfs een heel boek aan 1791, Mozarts laatste jaar, gewijd. Maar mede door
het beeld van 'zwaar gedecolleteerde onnozele giechel' dat men in 'Amadeus'
van Konstanze krijgt besteedt hij bovendien een hoofdstuk aan haar 'rehabilitatie'.
Te oordelen naar het handschrift van Mozart is het zeer te betwijfelen of Mozart überhaupt in bed nog aan zijn Requiem, in opdracht van baron von Walsegg, heeft gewerkt: het is even regelmatig als altijd. Gezien het feit dat de handen van de componist tijdens zijn ziekte opzwollen (reuma?) is het eveneens onwaarschijnlijk dat hij er zo laat nog aan heeft gewerkt. Shaffers confrontatie tussen Mozart en Salieri over het Requiem is uiteraard dramatisch gezien een vondst, maar historisch pertinent onjuist. Wel heeft Mozart kennelijk degene die het werk uiteindelijk voltooide, zijn en tevens Salieri's (!) leerling Franz Xaver Süssmayr (1766-1803, componist en assistent van Mozart) instructies gegeven. Aanvankelijk heeft de opdrachtgever zelfs niet geweten of gemerkt dat het werk niet geheel van Mozart was. De mythe dat Mozart door vergiftiging om het leven gekomen zou zijn, is waarschijnlijk evenmin waar. De componist zelf vermoedde wel iets dergelijks. Mary schrijft daarover op 17 juli: 'Ongeveer zes maanden voor zijn dood werd hij bezeten door het idee vergiftigd te worden - 'ik weet dat ik moet sterven' riep hij uit, 'iemand heeft me aqua toffana gegeven en preciesberekend wanneer ik zal sterven - daarom heben ze een Requiem besteld, ik schrijf het voor mezelf.'...'[aqua toffana was een mengsel van arseen en loodoxyde dat langzaam werkte en geen sporen achterliet. Het werd voor het eerst in Rome door Teofania di Adammo (vandaar de naam) gebruikt.] En Salieri schijnt wel degelijk aan het eind van zijn leven - hij deed inderdaad een mislukte poging tot zelfmoord - beweerd te hebben Mozart te hebben vergiftigd. Dit is zelfs terug te vinden in de conversatieschriften van Beethoven, maar ook hiervoor zijn geen concrete bewijzen gevonden. Salieri kan hoogstens gedacht hebben door zijn weinig toeschietelijke houding - hij was tenslotte tientallen jaren hofcomponist in Wenen met alle invloed van dien, die hij niet heeft aangewend, in tegendeel - Mozart in figuurlijke zin gedood te hebben. Mary vervolgt: '... De vijandige houding van Salieri was het gevolg van Mozarts toonzetting van de Così fan tutte, waaraan hijzelf aanvankelijk was begonnen, maar waarmee hij was gestopt, toen hij het gegeven de moeite niet waard vond om er muziek bij te verzinnen. De zoon [Franz Xaver, PF] ontkent dat Salieri zijn vader vergiftigde, hoewel zijn vader dat dacht en Salieri het zelf in zijn laatste ogenblikken heeft bekend. Maar aangezien Salieri zijn hele leven heeft geïntrigeerd, mogen we rustig aannemen dat hij Mozarts leven heeft vergald en deze gedachte heeft, volgens de zoon, de ellendige man dwars gezeten toen hij stierf.' Hoe dan ook, het gegeven is niet alleen door Shaffer 'bevestigd', al eerder had Poesjkin er een verhaal aan gewijd, dat vervolgens weer diende als basis voor Rimski-Korssakovs opera Mozart en Salieri (1898). Wat de doodsoorzaak ook was (drank, een virus en oververmoeidheid hebben hieraan opzijn minst bijgedragen), Vincent Novello schreef tenslotte 'Wat een heerlijke scheppingen zijn er door zijn rampzalig vroege dood voor de wereld verloren gegaan, want ik koester niet de geringste twijfel dat hij, weergaloos als ze zijn, alleen nog maar mooiere stukken had kunnen schrijven, zoals oratoria en andere omvangrijke werken van epsich karakter.'
Wenen
In Wenen ontmoeten de Novello's vervolgens nog Aloysia Lange-Weber,
de zuster van Konstanze en Mozarts eerste geliefde. 'Ze klaagt bitter over
de Weners en hun onverschilligheid tegenover de nabestaanden van Mozart.
Zei dat hij vaak op de uiterste grens van armoede verkeerde en heel berooid
stierf; dat ze niet eens precies weten waar hij begraven ligt....' aldus
Mary. 'Vroeg haar waarom ze hem afwees, maar ze wist niet waarom. De beide
vaders hadden toegestemd, maar ze kon hem op dat moment niet liefhebben,
ze was niet in staat om zijn talent en beminnelijk karakter te waarderen.
Later had ze er spijt van.....Alles wat we over Mozart horen, bevestigt
de verhalen over zijn beminnelijkheid en buitengwone bescheidenheid. Hij
was altijd vriendelijk, opgewekt en vrolijk, midden in gezelschap kon hij
vaak in gedachten verzonken raken. Dan componeerde hij.' Vanuit Wenen vertrekt
het echtpaar naar Parijs om voorbereidingen te treffen voor de muzikale
opvoeding van hun dochter Clara Anastasia, die een in heel Europa gevierd
zangeres zal worden. Gedrieën keren de Novello's in 1838 nog eens
terug naar Salzburg, waar Clara enige liederen van Mozart voor de dan nog
steeds in leven zijnde Konstanze zingt. Mary schrijft: '[Konstanze] Zei
dat maar weinig stemmen haar op een dergelijke manier konden ontroeren.'
PRISKA FRANK
* Mary Novello, juli 1829, p. 32 in Op zoek naar Mozart....