Taal op Muziek was dit jaar het centrale thema van de zogenaamde taaldag, georganiseerd door het NRC Handelsblad in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht op 4 juni 1994. De lezingen die op deze dag gehouden zijn, vertegenwoordigden een rijk scala aan variatie in het hanteren en kijken naar taal die op muziek is gezet.
Taal en Muziek zijn twee zelfstandige grootheden. Een combinatie van beide wordt problematisch. Wie was er eerst? Welke van de twee is belangrijker? Deze twee vragen roepen een hele reeks van mogelijke antwoorden op, want het is òf de componist òf de tekstschrijver die zich zal moeten aanpassen als het om een lied of een opera gaat. Literatuur is een zelfstandige kunstvorm waarin de platte tekst centraal staat. De belangrijkste middelen zijn daarbij de woordkeuze, de zinsbouw, de ondertekst, het ritme van een zin enzovoort. Ook in de pers staat de tekst centraal, al valt over dit laatste te twisten; het beeld (foto's en dergelijke) overstemt vaak de inhoud van een tekst. Het beeld werkt in onze tijd sneller, een nuttige functie in deze tijd met veel gehaaste mensen.. Bloemrijk taalgebruik op affiches, in kranten en tijdschriften komt op de tweede plaats doordat een beeld indringender werkt. Als beeld al de kracht heeft om tekst te overstemmen hoe zit het dan met muziek? Enerzijds wordt tekst vaak ondergeschikt gemaakt aan de muziek. Het maakt dan niet uit wat voor tekst er op staat. Zo kent iedereen wel een melodie waarvan de tekst niet is blijven hangen. Het omgekeerde komt natuurlijk ook voor, maar meestal roept een bepaalde woordvolgorde de muzikale omlijsting al snel op. Anderzijds kan niemand ontkennen dat taal een eigen esthetische kant heeft en dus ook als zodanig behandeld moet worden, ook in de muziek. Carel Alphenaar hield een lezing over de Nederlandse taal als zangtaal. Hoewel hij zelf een andere mening was toegedaan, had hij de ervaring dat veel musici niet enthousiast zijn over de schoonheid van de Nederlandse taal als zangtaal. Nederlandse componisten vinden het moeilijker om op een Nederlandse tekst een lied te schrijven dan op een buitenlandse. Ook sommige zangers vinden het lastig om in de eigen taal te zingen. Waarschijnlijk is het belangrijk om twee dingen uit elkaar te halen: taal en tekst. Het zingen in de eigen taal levert geen tekstmoeilijkheden op maar wel taalproblemen. Alphenaar haalde Judith Mok aan, die Nederlands als spreektaal erg achter in de mond spreekt, maar bij zingen de woorden voor in de mond moet vormen en daarbij een zekere gene tegenkomt. De eigen taal staat kennelijk te dichtbij, waardoor de betekenis van de woorden belangrijker wordt en storend kan werken voor de zanger.
Louis Andriessen legde uit dat hij tekst (meestal geen Nederlandse) gebruikt als een zelfstandige muzikale bouwsteen waarbij de specifieke inhoud van de tekst van belang is voor het ontstaan van een compositie. Dit verbaasde mij enigszins, want de gezongen tekst in bij voorbeeld "De staat" op tekst van Plato is niet of nauwelijks te verstaan. De klanken van de gezongen woorden zijn echter wel zeer belangrijk voor de kleuring van akkoorden en het karakter van een melodische lijn. Dus niet zozeer de tekst zelf die op dat moment klinkt is belangrijk, maar de tekst als geheel is van belang voor de compositie. De idee voor een compositie krijgt een duidelijke vorm door het onderwerp, de strekking of de moraal van het verhaal. De verstaanbaarheid van de tekst is daarbij van ondergeschikt belang.
Theo Loevendie vertegenwoordigde in zijn tweegesprek met Elmar Schönberger een geheel andere mening. Op het moment is de componist bezig met de afronding van zijn opera "Esmee" op Duitse en Nederlandse tekst van Jan Blokker, die volgend jaar op het Holland Festival te horen zal zijn (de première is in Berlijn). Deze opera gaat over de verzetsstrijdster Esmee in Wereldoorlog II, die een relatie krijgt met een Duitse officier. Aan het einde van de opera wordt ze vermoord. De daders zijn tot op heden onbekend. Beide groepen, zowel de Nazi's als het verzet wantrouwde deze vrouw om haar dubbelrol die zij in haar privéleven en wellicht ook daarbuiten bekleedde. Loevendie gebruikt voor zijn personages de authentieke taal, dus zowel het Duits als het Nederlands. Loevendie stelde dat taal een specifiek soort muziek oproept. Het Duits wordt anders getoonzet dan bij voorbeeld het Italiaans omdat beide talen in hun karakter al zo verschillend zijn. Daarnaast moet een tekst al dan niet in sleutelwoorden verstaanbaar blijven. De klank van die sleutelwoorden en de zangtekst in het algemeen zijn telkens punt van discussie tussen de componist en de tekstschrijver. Bepaalde woorden hebben consequenties voor de toonzetting. Bij voorbeeld woorden met een ij of een au zijn in hoge ligging moeilijk te verstaan om dat dit zangtechnisch lastige klinkers zijn. Naast verstaanbaarheid van tekst en klankschoonheid is het thema nog verder uit te werken. Er wordt ook hele rare muziek geschreven bij hoogstaande literatuur en 'belachelijke' teksten klinken op verheven muziek. Muziek kan een diepzinnige tekst een ironische ondertoon geven. De noten kunnen als een soort ondertekst fungeren, zodat taal en muziek elkaar aanvullen. Carel Alphenaar hield over de aanvulling van taal op muziek en andersom een bijzonder duidelijk relaas, waarbij de Nederlandse taal als zangtekst centraal stond. Hij haalde er nog een derde niet onbelangrijk aspect bij: de uitvoerende(n). Aan de hand van "Ik voel me zo verdomd alleen" van Danny de Munck liet hij horen dat een knullige tekst en een knullige toonzetting door het talent van de uitvoerende boven het knullige uitgetild kan worden. Dus ook de specifieke innerlijke taal van een uitvoerend musicus ofwel de interpretatie is een belangrijk gegeven bij de discussie over taal en muziek. Andriessen stelt bij voorbeeld specifieke eisen aan de zangers, ze moeten zonder vibrato zingen. Op deze manier ondervang je gedeeltelijk een 'verkeerde' interpretatie. Vibrato legt een heel duidelijk stempel op een tekst en ook op de muziek, er worden namelijk niet bedoelde klanken geuit.
In de discussie over talen, wat muziek natuurlijk ook is, zijn op de Taaldag een aantal opvallende punten duidelijk naar voren gekomen. Taal in samenspraak met muziek is onderhevig aan de interpretatie van de componist en de uitvoerende musici. Hieruit vloeit voort dat je taal kan opvatten als klank of als verduidelijking van datgene wat er gebeurt of als alibi om een lied of een aria te schrijven. Kortom over dit onderwerp kan men nog veel meer lezingen organiseren.
KATJA BROOIJMANS
Taaldag 1994 georganiseerd door het NRC Handelsblad op 4 juni 1994
in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht.
Gehoord: Opening van de taaldag door Max van Rooy
Carel Alphenaar "Het Nederlands als zangtaal, op straat, op het toneel
en in de kerk"
Louis Andriessen spreekt over de verhouding tussen libretto en muziek in
zijn opera's "De staat", "Mausoleum", "De tijd",
De materie" en "M for man, music and Mozart".
Theo Loevendie en Elmer Schönberger praten met elkaar over Loevendie's
nieuwe opera "Esmee".
Verder op het programma:
Martin van Amerongen "Een libretto kan niet ordinair genoeg zijn"
Maarten 't Hart "Ik heb de Heiland, de hoop der vromen, in mijn begerige
armen genomen - over de paradox van onbenullige teksten op mooie muziek,
aan de hand van voorbeelden uit de Cantates van Bach"
Chaim Levano treedt op met klankpoëzie van Kurt Schwitters en anderen.
Sabine Lichtenstein "Hoe noten kunnen spreken - over hoe muziek informatie
kan verschaffen".
Paul van Nevel "De tekstbenadering van de prima en de seconda prattica
- over de strijd om de hegemonie tussen taal en muziek in de tijd van Monteverdi".
Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink praten met Carel Alphenaar over de
formule van hun samenwerking.
Master class door Udo Rainemann.