Wie zich aan een opname van het complete orgeloeuvre van J.S. Bach waagt moet wel over een behoorlijke dosis zelfvertrouwen bezitten. Voor de luisteraar in spé is het natuurlijk het belangrijkste dat de organist 'iets te zeggen' heeft.
Onlangs liet Sony vol. 1 verschijnen van Bach 'L'oeuvre pour orgue'. Organist is Luc Antonini die het orgel bespeelt van de abdij van St. Benoît-sur-Loire in Frankrijk. Antonini is geboren in 1961 en in 1983 behaalde hij een eerste prijs voor orgel aan het 'Conservatoire National Supérieur de Musique de Paris', waar hij leerling was van Rolande Falcinelli. Antonini behaalde verder nog een reeks van prijzen en kan daardoor bogen op meer dan gewone scholing; een all- round musicus zou je zeggen.
Toch betwijfel ik of zijn CD opnamen veel kansen op de Nederlandse markt hebben. Hier wonen en werken nogal wat organisten met een reputatie en met kwaliteiten waardoor Nederland in de wereld van de interpretatie van barokke orgelmuziek nogal eens voorop loopt. Ik denk hierbij aan mensen als Gustav Leonhardt, Ton Koopman, Ewald Kooiman, Piet Kee en Hans van Nieuwkoop. Daarbij komt nog dat men in Nederland dikwijls kan beschikken over fraaie, zij het lang niet altijd evenzeer geschikte, historische orgels, een schat waardoor ons land wat dit betreft een van de 'rijkste' landen van Europa is.
Gaan we nu terug naar Antonini, dan worden we geconfronteerd met orgelspel, dat weliswaar technisch mooi en gaaf is, maar dat wordt gekenmerkt door een tamelijk strakke motoriek, die m.n. in de grote orgelwerken (Toccata, adagio en fuga in C BWV 564, Preludium en fuga in e kl.t. BWV 548) weinig boeit. Dat wil niet zeggen dat Antonini geen mooie dingen doet, maar over het geheel doet zijn spel mij te veel denken aan orgelspel zoals we dat in Nederland m.n. in de jaren zestig hoorden.
De programmering van Antonini is op zichzelf fraai. Drie grote orgelwerken vormen de pijlers van het programma. Naast eerder genoemde werken speelt hij nog de z.g. 'dorische' Toccata en fuga in d BWV 538. Het is een aardige gedachte geweest om tussen toccata en fuga een los trio in d kl.t. te plaatsen. Verder speelt Antonini twee bewerkingen over 'Allein Gott in der Höh' sei Ehr' (BWV 663 en 664) en 'Jesus Christus unser Heiland BWV 363, 666, en 665).
Als ronduit storend ervaar ik de keuze van het instrument. Met een echt mooi orgel was het eindresultaat beslist veel beter geweest. Antonini speelt op een door Alain Sals gebouwd instrument met 35 stemmen, verdeeld over Hoofdwerk, Solowerk met chamade-trompetten, Rugwerk en Pedaal. De orgelbouwer heeft geprobeerd een 'orgue polyphonique' te bouwen. Een wat merkwaardig begrip, maar bedoeld is dat hij een instrument heeft willen bouwen dat juist geschikt moest zijn voor polyphone, contrapuntisch gedachte orgelmuziek. Het karakter van de tongstemmen die de totaalklank, de plenumklank, toch min of meer bepalen is echter onmiskenbaar zuidelijk, Frans geöriënteerd. Dat betekent dat de tongwerken in het plenum tamelijk dominant zijn en dat het plenum meer aansluit bij de klassieke 17e en 18e eeuwse Franse orgeltraditie. De vulstemmen zijn tamelijk opdringerig en bij enkele fluiten valt het z.g. 'spucken' op, een manier van aanzet van de orgelpijp waarbij er een extra geluid voor de echte toon komt. Het instrument klinkt hierdoor zoals ze in Nederland ook in de jaren zestig werden gebouwd, toen onder invloed van de 'neo- barok' en bedoeld als heroriëntatie op de orgelbouw uit de barok. Dat het instrument hier en daar niet geheel zuivere tongwerken laat horen, is irritant. Verschillende tremulanten van het orgel vind ik te snel afgesteld. M.a.w. hier is een verkeerd instrument gekozen. Jammer!
Laat ik tot slot iets noemen wat ik heel mooi vond: Antonini speelt een zetting van Bach over 'Jesus Christus' en gebruikt daarbij de chamade-trompet als cantus firmus register. Alhoewel dat historisch gezien een onmogelijke registratratiekeuze is klinkt het wel heel mooi!
Het boekje is uitgevoerd in Frans, Engels en Duits. De vormgeving van het geheel is smaakvol verzorgd.
FRITS ZWART