"De lezer kan een zucht van verlichting slaken: dit is geen wetenschappelijk werk. Wel een handleiding. Een soort gids voor hen die toevallig geen muziekkenners zijn.......voor mensen met een gezonde vorm van nieuwsgierigheid en een grote liefde voor de muziek uit de Renaissance uit onze contreien..." Zo begint Paul van Nevel het voorwoord van zijn boekje "Nicolas Gombert en het avontuur van de Vlaamse polyfonie". Hierbij is ook een CD verkrijgbaar waarop het Huelgas Ensemble onder leiding van de auteur op de voor hen bekende perfecte wijze verschillende werken van deze componist zingt, die ook in het boek gedetailleerd en compleet met tijdsaanduidingen worden besproken.
Gezien de nog steeds groeiende belangstelling voor 'oude' muziek, zoals die ook bij de elfde aflevering van het Holland Festival voor Oude Muziek in Utrecht weer bleek met ruim 160.000 bezoekers, mag men aannemen dat er behoefte is aan een boekwerkje als dit van Van Nevel. Deze musicus is met name goed thuis in muziek uit de Renaissance; eerder nam hij eveneens met het Huelgas Ensemble bijvoorbeeld de mis 'Et ecce terrae motus' van Antoine Brumel op. Dat zo iemand vanuit een duidelijk enthousiasme voor deze materie de pen ter hand neemt is toe te juichen, al was het alleen maar om eens een toelichting in het Néderlands te hebben, want zelfs bij de CD zijn slechts de moderne talen en het Italiaans vertegenwoordigd.
Van Nevel schrijft dus voor leken en daarom is de tekst niet vervuild met voetnoten en worden 'vaktermen zo mogelijk vermeden'; waar nodig zijn toch gebruikte termen verklaard. Althans volgens de auteur. En hoewel het voor ondergetekende niet eenvoudig bleek zich te verplaatsen in zo'n leek, heb ik deze verhandeling over Gombert en zijn muziek toch met stijgende verbazing gelezen. Het typisch Vlaamse taalgebruik zou op zich geen probleem hoeven zijn, ware het niet dat een uitdrukking als 'op vinkenslag liggen' (p. 18) tenminste voor opgetrokken wenkbrauwen zal zorgen. En de verklaring van Requiem als een 'mis voor de afgestorvenen' doet hier in 'het Noorden' beslist komisch aan. Een andere handicap is het feit dat Van Nevel net als de Fransen de notennamen do, re, mi etc. gebruikt, terwijl in Nederland a tot en met g normaal is.
Stylistisch is dit werkje geen schoonheid, zoals mag blijken uit bijvoorbeeld drie opeenvolgende zinnen die beginnen met 'De pauselijke kapel...' (p. 8). Voor zover het de terminologie betreft heb ik me zitten afvragen of men van 'de leek' mag verwachten dat hij/zij weet wat er bedoeld wordt met zaken als cantus, altus, tenor, en bassus. In dat verband bevreemdt het ook dat het begrip 'polyfonie' uit de titel niet eerder nader wordt verklaard dan in het een-na-laatste hoofdstuk. Wat te denken van de verklaring van 'voortekening' als 'aantal mollen aan de sleutel': dat lijkt me voor de echte leek volstrekt geheimtaal. En wordt de lezer niet schromelijk overschat als bekend verondersteld wordt dat 10- of 12- stemmige motetten 'NATUURLIJK' Mariamotetten zijn (p. 73)?
Niet- wetenschappelijk betekent in dit verband ook niet-gedocumenteerd. De datering van drie handschriften ontbreekt in hoofdstuk 4, terwijl bij de vermelde drukken wel een jaartal wordt genoemd. Er is geen index of begrippenlijst en noch van de citaten noch van de vele illustraties is een bronvermelding opgenomen. Van die illustraties zijn er overigens vier notenvoorbeelden in het oorspronkelijke mensuraal notenschrift. Bij wijze van toelichting had een kunnen volstaan, want zeker van deze doelgroep kan niet verwacht worden dat men enig notenbeeld, laat staan deze oude vorm, kan lezen.
Taal
Of Van Nevel een hoge pet op heeft van de talenkennis van de beoogde
lezers of dat het probleem hem geheel ontgaan is, valt niet te achterhalen.
Feit is dat de lezer in de loop van de honderdtwintig pagina's over Gombert...
om de oren geslagen wordt met citaten in allerlei talen, terwijl slechts
sporadisch een vertaling wordt geleverd. Latijn, oud-Frans, -Duits en -Spaans
schijnen voor zichzelf te moeten spreken, maar dat vind ik toch echt teveel
gevraagd. Vooral ook omdat de tekst van Van Nevel er direct op inhaakt;
men kan die citaten dus niet ongestraft overslaan, want soms wordt het
verhaal dan gewoon onbegrijpelijk. De zogenaamde bijlagen, die afgedrukt
op een grijs fond verspreid in het boek staan, kunnen wel worden overgeslagen,
maar bieden nou net dat beeld uit de tijd zelf dat het geheel smeuiig maakt.
Helaas ontbreekt hiervan steevast de vertaling. En dat terwijl Van Nevel
in het laatste hoofdstuk met een aantal eigen vertalingen van teksten van
werken van Gombert bewijst die wel degelijk te kunnen maken!
Wat overigens ook stoort, is het 'authentieke' gebruik van (plaats)namen waardoor sprake is van Roma, Genova, Napoli, Wien en paus Paolo III, maar elders dan opeens weer gewoon van Venetië en zonder uitzondering van Karel V. Het idee om na een algemeen historisch beeld van een componist als Gombert, die lange tijd hofcomponist en -kapelmeester van keizer Karel V was en zo uitgebreid door Europa reisde, en een globaal inzicht in de muziek uit zijn tijd (zestiende eeuw) een meer gedetailleerde beschrijving van een aantal van diens werken te geven is uitstekend. In het vierde hoofdstuk kan de auteur zijn waardering voor deze muziek nauwelijks onderdrukken; meer dan eens komt hij met subjectieve en enigszins hoogdravende toevoegingen als 'Er ademt een geciseleerde motiefvorming van uit, die nooit grillig is en de luisteraar nooit op het verkeerde been zet...' Op zich is het aan de hand van het laatste hoofdstuk in het boek volgen van de muziek en de opmerkingen daarover goed te doen, al is die manier van luisteren niet bevorderlijk voor het horen van het grote geheel, maar met een keer beluisteren is deze muziek sowieso niet te bevatten. Zonder boek heeft men een ander beeld. Jammer is dat de track-nummers van de Missa Tempore paschali in het boek ontbreken, maar verder werkt het systeem van dik gedrukte tijdsaanduidingen bij een bepaalde omschrijving goed.
Het idee voor 'Nicolas Gombert en het avontuur van de Vlaamse polyfonie' is in principe zeer bruikbaar. Overigens wordt ondanks enige hints in die richting nergens precies uitgelegd waarom het om een 'avontuur' gaat. Het historische deel van het verhaal is op zich lezenswaardig. Maar als niet-taal-onderlegde lezer zou ik me toch als Kuifje in het talendoolhof van de Renaissance voelen. Ondanks dus vooral het waardevolle hoofdstuk met de analyses heb ik zo mijn twijfels over de bruikbaarheid van dit boekje, dat er overigens uitstekend verzorgd uitziet. Tenslotte is de prijs aan de hoge kant.
PRISKA FRANK