Nederlandse Muziekdagen sluiten met premières


Het was een beetje gênant dat er op het laatste concert van de Nederlandse Muziekdagen zo weinig publiek kwam opdagen, de zaal bleef erg leeg. Een select clubje heeft kunnen genieten van een uitstekend concert door het Radio Kamer Orkest onder leiding van Ed Spanjaard met wel zeer welluidende muziek. Dat laatste is opvallend voor een programma met voornamelijk muziek uit de jaren 80 en 90; geen rare pling-plong muziek, geen a-tonaliteit, geen vreemde kreetachtige geluiden, maar muziek om met onverdeeld genoegen naar te luisteren. Net als vrijdag gingen er ook op zondag 19 december twee werken in première; "Antar for Chamber Orchestra" (1993) van Richard Rijnvos (1964) en "Chamber concerto nr. 2" (1992/93) van Joep Straesser (1934).

Zo als het Rijnvos betaamt, is "Antar" een constructie waar goed over nagedacht is. Rijnvos heeft gekozen voor het aantal maten als uitgangspunt. Segmenten van telkens zestien maten in dezelfde opeenvolging van maatsoorten worden twaalf keer doorlopen. Elke keer is dit segment anders vormgegeven. De duidelijke structuur in deze compositie is auditief nauwelijks waar te nemen, waardoor de aandacht zich gaat richten op de klank van het geheel en daar was ik niet erg van onder de indruk. Op een of andere manier klonk het zeer willekeurig. Gelukkig duurt het stuk niet al te lang. De compacte vorm is goed te behappen maar boeit niet erg.

Ook het "Chamber concerto nr. 2" van Straesser was geen voltreffer. De buitengewone klassieke vormgeving voelde lichtelijk als een grapje. De ondertitel van het stuk "Symphonic variations on four different minor seconds" neemt deze gedachte geheel en al weg maar het gevoel blijft. Het stuk is mooi, harmonieus en ligt makkelijk in het gehoor. Straesser is er met dit harpconcert een beetje te gemakkelijk van af gekomen. Zijn derde symfonie die eveneens dit jaar in première is gegaan was veel boeiender in muzikaal materiaal en de uitwerking daarvan. Het "Chamber concerto nr. 2", hoe briljant ook vertolkt door het Radio Kamer Orkest en de harpiste Ernestine Stoop vond ik persoonlijk saai.

"Triade" (1991) van Theo Verbey (1959) was het minst pretentieus in zijn welluidendheid. Zoals de titel al doet vermoeden bestaat dit werk uit drie delen. De verdere getalsverhoudingen die in het werk van Verbey en ook in "Triade" een belangrijke rol spelen, zijn als houvast voor de componist bedoeld. Er wordt van het publiek niet verwacht dat ze dit hoort. "Triade" is tonaal (D majeur) en heeft drie in sfeer totaal van elkaar verschillende delen. Ach, eigenlijk is dat allemaal niet van belang, "Triade" is een ontzettend leuk stuk en met name het derde deel swingt de pan uit. De componist die net als Straesser en Rijnvos persoonlijk het applaus in ontvangst nam, was zichtbaar tevreden met de enthousiaste reactie van het publiek.

Minder swingend maar zeker even boeiend is "Toonen" (1980) van Guus Janssen (1951). Moeilijk te zeggen is waar het stuk over gaat, maar spannend is het zeker. Het stuk bestaat uit twee delen die een duidelijk contrast aangeven. In het eerste deel klinken er veelal kopersignalen terwijl het tweede deel lyrisch van karakter is. De beschrijving die in het programmaboek van het stuk wordt gegeven, klopte helemaal niet met wat ik hoorde. Het stuk klonk uitgesproken tonaal terwijl de toelichting laat weten dat het geen enkel moment tonaal is. In het midden van het stuk had ik tegelijk een versie van het begin moeten horen in een te hoog en een te laag toerental... Ik heb geloof ik toch een hoop gemist.

Willem Pijper (1894 - 1947) vertegenwoordigde de oudere muziek op deze avond. Het "Celloconcert" (1936) is een bijzonder mooi werk. Pijpers muziek vind ik over het algemeen een beetje stug, wat ook in het "Celloconcert" direct een bepaalde geladenheid opriep. Uitbundige climaxen lijken verboden en de ingehouden hoogtepunten houden het stuk op een vreemde manier gaande. Het "Celloconcert" is meerdere malen door Pijper gewijzigd omdat de balans tussen het orkest en de solist niet goed was. Ook nu bleek deze balans er niet geheel te zijn. De cellist Heinrich Schiff was in de tutti-passages nauwelijks hoorbaar. Daarbij kwam dat het orkest meer karakter toonde in dit "Celloconcert" dan de solist. Schiffs spel is weinig kleurrijk en in de solopassages leek hij haast te hebben. Ik heb eerlijk gezegd weinig vertrouwen in de CD-opname die hij binnenkort van het "Celloconcert" gaat maken. Wat dit prachtige, sobere celloconcert nodig heeft is een donkere celloklank met temperament doch gepaste terughoudendheid op plaatsen waar dat nodig is.

Het Radio Kamer Orkest onder leiding van een zieke Ed Spanjaard speelde formidabel. Vol vuur en begrip voor de noten die ze voor zich hadden. Spanjaard is daarbij buitengewoon helder en duidelijk in zijn bewegingen, een dirigent die weet wat en vooral ook hoe hij het wil.

KATJA BROOIJMANS


©St. NoPapers

Terug naar overzicht