'Ik vond het heel interessant. Werkelijk. Maar een beetje.... hoe
zegt men dat. Hoe zegt men dat, directeur? "
Teveel noten. Majesteit?"
'Heel goed gezegd. Teveel noten.' ......."
'Er zijn precies genoeg noten, Majesteit, niet meer en niet minder dan
nodig.'"
Naar aanleiding van de Entführung uitte de onnozele keizer Joseph II bovenstaande kritiek richting Mozart, althans in Peter Shaffer's toneelstuk en de latere film Amadeus, waarbij de componist met de enige juiste repliek komt. Want kan een componist teveel noten schrijven? Hij is tenslotte de enige die dat bepaalt. Men kan hoogstens constateren dat er véél noten in een stuk voorkomen. En dàt is wel van toepassing op grote delen van Hoddinotts eerste vijf pianosonates.
Hoddinott? Inderdaad, deze Welsche componist Alun Hoddinott werd in 1929 geboren en studeerde compositie bij onder meer Arthur Benjamin. Het is met name aan deze leermeester, die pianist was, te danken dat Hoddinott, die dat zelf niet is, zoveel en zo goed voor de piano heeft geschreven. Behalve drie pianoconcerten, muziek voor twee piano's en kleiner werk voor dit instrument zijn er inmiddels elf pianosonates, die stuk voor stuk heel pianistisch geschreven en door vooraanstaande musici uitgevoerd zijn. Hoewel er al het een en ander van deze componist op CD verkrijgbaar was, betekent de hier te bespreken Nimbus CD met de eerste vijf pianosonates een première op dit medium.
Hoogst waarschijnlijk heeft de lezer net als ondergetekende, althans voordat betreffende CD werd besteld, nooit van Hoddinott gehoord. Wie hem echter opslaat in de prestigieuze Grove muziekencyclopedie treft maar liefst een kleine vier aan hem gewijde kolommen aan, waarvan de oeuvrelijst de helft (!) beslaat. En eigenlijk is er ook geen genre waarin hij zich niet heeft bewogen. De laatste jaren krijgt vooral opera zijn aandacht, maar ook de lijst met orkestwerken inclusief vijf symfonieën, vier sinfonietta's, een viool-, een hoorn-, een orgelconcert etcetera is indrukwekkend. Verder schreef hij koorwerk, verscheidene vioolsonates, diverse stukken voor allerlei kleine ensembles, enige werken voor harp, solo liederen en muziek voor film, radio, televisie en theater. Kortom, iemand die van alle markten thuis is en ook nu, bij het naderen van de 'pensioengerechtigde leeftijd' productief blijft.
Stijl
Op basis van deze eerste vijf pianosonates is het nog niet zo eenvoudig
om Hoddinott's stijl precies te omschrijven. Aan de ene kant is het direct
duidelijk dat hij zijn oor bij illustere collega's uit het verleden te
luisteren heeft gelegd, maar aan de andere kant heeft zijn muziek ook iets
heel eigens, waarvan het grote aantal noten in met name snelle delen wel
degelijk een kenmerk is. Nogal wat chromatiek (halve toonsafstanden), sequenzen
(het op verschillende toonhoogsten herhalen van een motiefje) en een effectief
gebruik van het hele klavier van heel laag tot heel hoog zijn eveneens
hoorbaar. De muziek doet in principe heel tonaal aan, is dat vaak ook,
maar volgens de uitstekende en uitgebreide toelichting van Geraint Lewis
gebruikt Hoddinott ook reeksen, zonder daarin rigide te werk te gaan. Bovendien
bedient hij zich veelvuldig van zogenaamde palindromen: melodieën
die van voren naar achteren hetzelfde klinken als andersom. Om een mooi
voorbeeld uit de taal te geven: parterretrap, maar kok, pop en dergelijk
voldoen natuurlijk ook.
Wat die collega's betreft. In de eerste plaats leent Hoddinott zonder twijfel in vooral de langzame en sfeervolle delen van de impressionisten, met name Ravel en Debussy. De al genoemde veelnotige snelle delen zijn ook bijzonder virtuoos en het passagewerk en grote oktaafbewegingen roepen Liszt in herinnering. In zijn vaak markante ritmiek doen deze sonates meer dan eens denken aan Stravinsky met soms een heel klein vleugje jazz. Waarschijnlijk mede vanwege het brede klaviergebruik was Moessorgski een andere naam die mij meer dan eens te binnen schoot bij het beluisteren van deze muziek, maar daar kom ik straks op terug. Een sonate-vorm in de letterlijke zin van het woord hanteert de componist niet, al zou men dat op basis van de tempo-aanduidingen en aantallen van de delen van de eerste twee wel bijna verwachten.
Sonate nummer 1 heeft de delen Andante, Allegro, Adagio en Allegro assai; Sonate nummer 2 Moderato, Adagio en Allegro. Al in deel twee van de eerste sonate gebruik Hoddinott het palindroom op een formidabele manier: de eerste 95 maten worden omgekeerd de laatste 97 maten, en ik kan zonder reserve zeggen dat het absoluut niet zo bedacht klinkt als het dus is. Na een dromerig Andante komt deze waterval van noten, die ritmisch meeslepend is door de vele syncopen eigenlijk precies op tijd. Deel drie, Adagio is in verschillende opzichten karakteristiek voor Hoddinott's pianomuziek. Qua toonhoogte worden de uitersten gebruikt en in kleine voorslag-achtige oktaafversieringen komt Ravel om de hoek kijken (Valses nobles et sentimentales). Overigens is de hele sfeer hier min of meer impressionistisch.
Pianist Martin Jones nam al eerder werk van Debussy op en dat verbaast me niet, omdat hij met zijn buitengewoon genuanceerde toucher en nauwkeurig spel ook in Hoddinott's muziek het onderste uit de kan haalt. Hoge pianissimi klinken als klokjes, lage fortissimi stevig maar altijd helder en nooit grof. Grainger is een andere componist die Jones al opnam, en de timing die voor het bevredigend uitvoeren van de veelal luchtige muziek van deze componist nodig is, komt de pianist ook hier van pas. Hij neemt waar nodig tijd en vrijheid.
Voor het laatse deel kom ik terug bij Moessorgski. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat met name de dwarse, herhaalde oktaven niet ontleend zijn aan De hut op kippepoten uit diens Schilderijententoonstelling. Verder is dit een heel virtuoos deel dat qua spanningsbouw heel uitgebalanceerd wordt uitgevoerd.
Kleurrijk
Het zou niet terecht zijn om te zeggen dat de volgende vier sonates
lijken op die eerste, maar er blijven wel gemeenschappelijke kenmerken,
waarvan het palindroom er een van is. En niet alleen bij de overgang van
de eerste naar tweede sonate, waar toch drie jaar tussen zat, heb je gevoel
dat de gedachtenlijn eigenlijk doorloopt; voor de stap van drie naar vier
(1965 resp. 1966) geldt hetzelfde. Wat blijft is de energie in de snelle
delen, de kalme rust in de langzame. De tendens wordt misschien wat dissonanter,
maar uitgerekend de vijfde sonate eindigt dan unisono met een aantal open
oktaven.
De tweede sonate begint een beetje jazzy in een doorlopende beweging. Martin Jones maakt van het Adagio iets heel spannends, laat de impulsieve muziek ook spontaan klinken. Ook in dit laatste deel meen ik echo's van de Schilderijententoonstelling te bespeuren, maar nu uit de Promenade. Qua vorm brengt de derde sonate iets nieuws: slechts twee in elkaar overgaande delen: Adagio, espressivo e rubato - Allegro energico. Wat echter blijft is een ander kenmerk van Hoddinotts muziek, dat niet beperkt is tot zijn piano-oeuvre: een deel begint laag en zacht en klimt luider wordend omhoog: organisch heel logisch in elk geval.
De vierde sonate heeft opeens vijf delen, waaronder drie (te) korte toccata's. De pianist speelt gedreven, maakt van zo'n Notturno (deel vier) een teer Ravel-achtig kleinood. Zoals ook elders is zijn pedaalgebruik zuiver en laat hij het slotakkoord rustig uitwaaieren. Gelukkig neemt de opname daar ook de tijd voor.
In de vijfde en op deze CD laatste sonate hoort men meer van dit formidabele spel waarin loopjes parelen en het zacht-gespeelde middenregister soms als een celesta klinkt. Pianist en muziek zijn volledig aan elkaar gewaagd en dat maakt nieuwsgierig naar ander werk van Hoddinott - van Nimbus is ook een CD verkrijgbaar met muziek voor orkest, viool en hobo door onder anderen het BBD Welsh Symphony Orchestra - en eigenlijk ook van de pianist, die hier een geslaagd en kleurrijk pleidooi houdt voor onbekend hedendaags werk. De opname is er van de 'onhoorbare' soort, waarmee ik wil zeggen dat de vleugel noch opdringerig noch afstandelijk klinkt, heel natuurlijk ook. Voor wie iets anders wil en zich niet waagt aan 'echte' avant- gardisten lijkt Hoddinott me een componist om eens bij stil te staan.
PRISKA FRANK