Sommige muziekstukken zijn zo populair en hoor je zo vaak, dat je vergeet hoe mooi ze eigenlijk zijn. Vivaldi's 'De vier jaargetijden' en Moessorgsi's 'De schilderijententoonstelling' zijn daar sprekende voorbeelden van. Daarvan werd ik me onlangs weer eens bewust toen ik luisterde naar een uitvoering van 'De schilderijententoonstelling' door James Levine. Op de door Deutsche Grammophon uitgebrachte CD wordt 'De tentoonstelling' gecombineerd met Stravinski's 'Le sacre du printemps', ook al een werk dat in talloze uitvoeringen verkrijgbaar is. Levine's interpretatie is geïnspireerd en geestdriftig, zeker die van 'Le sacre'. Toch is het legitiem dat men zich afvraagt wat het gewin is van weer zo'n nieuwe opname, los dan van het economische gewin.
Maar eerst: waarom was die 'Schilderijententoonstelling' ook al weer zo mooi? Het kleurrijke muziekstuk, oorspronkelijk een pianocyclus dat op onnavolgbare wijze werd georchestreerd door Maurice Ravel, schreef Moessorgski naar aanleiding van een postume expositie van het werk van zijn goede vriend Victor Hartmann. De componist leidt ons als het ware rond langs de schilderijen. Iedere keer als we stil komen te staan en ons verdiepen in het kunstwerk dat voor ons hangt, worden we gegrepen door de wereld die het representeert en vervolgens worden we er onweerstaanbaar door naar binnen gezogen. Wij, denkbeeldige toeschouwers, die aanvankelijk in een wat oppervlakkige stemming waren (de eerste promenade) zijn genoodzaakt al snel onze vrijblijvende houding te laten varen als we tot stilstand komen voor een schets van een notenkraker in de vorm van een gnoom. Het aardmannetje komt vrijwel direct tot leven en blijkt, eenmaal losgelaten in onze verbeelding, gevaarlijker dan men zou verwachten van een ingelijst stuk papier. Als we ons uiteindelijk weer los weten te rukken uit deze onthutsende gewaarwording, vervolgen we onze wandeling naar een volgend schilderij (weer een korte maar nu wat bedremmelde promenade). En zo gaat het door.
Als we bedenken welke diepte, hoeveel verschillende dimensies, en welk beeldend vermogen deze muziek bezit dan weten we ook meteen waarom dit werk ook al weer een standaardwerk is geworden.
Dezelfde noten
Een standaardwerk; dat moet iedere muziekliefhebber dus eigenlijk
gewoon in huis hebben. Mocht u het nog niet in uw CD-rekje hebben staan,
dan is de aankoop van de recente opname door James Levine en het grootse
Metropolitan Opera Orchestra het overwegen waard. Voor Levine's uitvoering
van 'De schilderijententoonstelling' bestaat uiteraard grote concurrentie.
Op recent uitgebrachte CD's prijken roemrijke namen als Ricardo Muti, Neeme
Järvi, Giuseppe Sinopli en Sir Georg Solti. Als men deze opnames van
de 'Tentoonstelling' eens naast elkaar legt, valt op hoe een paar dezelfde
noten op zeer verschillende manieren gespeeld kunnen worden.
Wat er ook verder valt af te dingen op Levine's interpretatie van de noten, zijn uitvoering doet niet onder voor die van de hierboven genoemde heren. Waar Muti in 'Promenade' wat al te onstuimig de tentoonstelling binnen komt vallen, komt Levine met een meer gepaste waardigheid binnen. Järvi's 'Gnomus' is te grappig, niet duister en onheilspellend genoeg. Bij Levine is het net iets te riskant om de gnoom weg te lachen. Hoe plastisch en aanschouwelijk deze muziek ook moge zijn, toch zijn er nog dirigenten die doen alsof ze er niets van begrepen hebben. Sinopoli bezorgt een technisch gezien perfecte uitvoering waarin hij echter nauwelijks blijk geeft te weten waar de muziek over gaat: de gewenste speelsheid ontbreekt in zijn 'Tuileries', de noodzakelijke melancholie mist men in zijn 'Bydlo', het onmisbare angstaanjagende mankeert aan zijn Baba Jaga. Solti's bevlogen interpretatie vertoont veel overeenkomsten met die van Levine. Nadeel van deze Decca-CD is echter dat het geen foutloze opname is. Er zijn veel geluiden te horen die niet in de muziek staan: gekraak van stoelen, geritsel van papier en gekletter van keukengerei.
Op sommige punten doet Levine het beter dan zijn concurrenten; op sommige punten iets minder. Zijn ossewagen loopt in 'Bydlo' bij voorbeeld net iets te vlot. In een (verder beslist af te raden) opname van Svetlanov, is te horen dat het moeite kost zo'n wagen in beweging te krijgen, en dat het niet minder inspannend is om hem weer tot stilstand te brengen. Hoewel Levine vaker doel treft dan sommige ander dirigenten, blijft het moeilijk de balans op te maken. Dat probleem geldt overigens niet voor zijn uitvoering van Stravinski's 'Le Sacre du printemps', welke nu een duidelijke zo-had-ik-het-ook- gedaan-als-ik-kon-dirigeren uitvoering is.
Slangerok
Waarom was 'Le sacre' ook al weer zo'n fascinerend werk? Onlangs
las ik op verschillende plaatsen de volgende anecdote die bij mij sterke
associaties met Stravinski's muziek op riep. In 1790 werd in Mexico- stad
door arbeiders bij toeval een beeld opgegraven van de enorme gestalte van
de Azteekse 'Godin met de slangerok'. Toen het schrikwekkende beeld onder
de ogen van de geleerden werd gebracht, besloten deze dat het beeld onherroepelijk
weer onder de grond moest verdwijnen. Men vreesde met name de negatieve
gevolgen die de psyche van de Mexicaanse jeugd zou kunnen ondervinden.
De aanblik van het beeldhouwwerk zou voldoende kunnen zijn om de jongeren
te verliezen aan de heidense oerkrachten nog maar vrij recent bezworen
waren door missionarissen, musea met kopieën van klassieke beelden,
alcohol, en bulderende kanonnen. Dit veel geciteerde voorval wijst erop
dat men destijds de dionysische energie die het beeld representeerde niet
goed durfde te erkennen - gedrag dat wel in verband wordt gebracht met
dat van struisvogels.
De première van 'Le sacre du printemps' (Parijs, 1913) moet een vergelijkbare reactie teweeg gebracht hebben. Het moet een muzikale uitbarsting geweest zijn, een explosie die (veel later) door Honegger vergeleken zou worden met die van een atoombom. In het CD-boekje bij de opname van Levine staat een karikatuur van Jean Cocteau waarin Stravinski op de piano zijn nieuwe muziekstuk aan de wereld openbaart terwijl het publiek angstig op de vlucht slaat.
Het huidige publiek is waarschijnlijk iets minder benauwd aangelegd (anders was dat beeld van de 'Godin met de slangerok' misschien ook voor een tweede keer begraven). Toch doet u er verstandig aan er voor te zorgen dat de huiskamer leeggeruimd is voordat u 'Le sacre' laat losbreken: meubilair waar u over kunt struikelen eruit, alle bewoners eruit (vrouw of man, kinderen/katten/honden), want 'Le sacre' heeft de ruimte nodig. Deze muziek staat eigenlijk geen enkele andere gedachte toe dan die aan de muziek zelf. Een gesprek is onmogelijk. Een boek lezen is uitgesloten. 'Le sacre' eist u helemaal op. Daarom is het ook zo'n bijzonder werk.
Een klein nadeel van de hier besproken CD is dat de geluidsregistratie van het frequent gebruikt slagwerk te wensen over laat. Niettemin behoort Levine's 'Tentoonstelling' tot de betere uitvoeringen van dit werk, en zijn 'Sacre' tot de beste.
JèMELJAN HAKEMULDER