On the town, dat is toch die film met Gene Kelly over die drie matrozen? En was er niet ook ballet met hetzelfde verhaal? En nou blijkt er dus nog een musical te zijn.... Inderdaad, het is een beetje verwarrend, maar het ballet Fancy free met muziek van Leonard Bernstein en een choreografie van Jerome Robbins (die later voor West Side Story een Oscar zou winnen) uit 1944 werd in datzelfde jaar door Bernstein samen met Betty Comden en Adolph Green omgewerkt tot de succesvolle musical On the town. Dat succes had waarschijnlijk alles te maken met het onderwerp: 3 matrozen gaan, voordat ze de oorlog in zullen varen, tijdens de 24 uur verlof die ze in New York hebben op zoek naar 'hot dates'. Intussen wordt ook een beeld van de bruisende stad New York geschetst. De film kwam al vijf (!) jaar later uit met naast inderdaad Gene Kelly Frank Sinatra en Jules Munshin als de matrozen. Vera-Ellen, Betty Garrett en Ann Miller waren hun partners. Kelly deed daarvan tevens de regie en de choreografie, de muziek werd aangevuld met die van Roger Edens en Lennie Hayton. Vervolgens werd de film (ten onrechte overigens volgens de vooraanstaande Amerikaanse filmcritica Pauline Kael) een nog groter succes dan de musical.
Die musical klinkt als typisch Bernstein en typisch Amerikaans: energiek, verschillende stijlen wisselen elkaar in hoog tempo af, het ritmische aspect is belangrijk, de teksten (deels van Bernstein zelf!) niet zelden komisch en vol originele rijmwoorden, (mee)zingbare melodieën. Ondanks dat heeft West Side Story (1957) al het andere musicalwerk van Bernstein sinds lang overschaduwd. Zo haalde de laatste toneelproduktie van On the town in 1971 op Broadway slechts 65 voorstellingen. We zullen het dus met opnames moeten doen. Bernstein zelf dirigeerde in 1960 een complete opname (inmiddels bij Sony op CD verkrijgbaar), overigens onder het anagram pseudoniem Randel Striboneen, en na Candide en West Side Story zou hij kort geleden ook On the town voor Deutsche Grammophon (DG) hebben opgenomen, ware het niet dat hij in 1990 al was overleden.
Project doorgezet
Gelukkig heeft DG besloten dit project toch door te zetten. En dus
verscheen er onlangs weer een complete opname van deze musical, inclusief
enkele nummers die indertijd al vóór de première in
1944 geschrapt waren. Michael Tilson Thomas, die zich hiermee niet voor
het eerst met 'licht' repertoire bezig houdt, stond voor het London Symphony
Orchestra, de London Voices en een cast met een wel heel gevarieerde achtergrond.
Om te beginnen hebben beide tekstschrijvers van indertijd een rol als verteller
gekregen (die helaas op de audio- media ontbreekt, maar op video en laser
disc wel te zien en te horen is); Green geeft daarnaast nog kort maar indrukwekkend
vocale acte de présence als de Jiddische Rajah Bimmy. De drie matrozen,
Gabey, Chip en Ozzie, worden vertolkt door respectievelijk Thomas Hampton,
Kurt Ollmann en David Garrison. De eerste verwierf zich in korte tijd een
reputatie als een van de meest vooraanstaande 'serieuze' zangers van deze
tijd en Garrison zal televisiekijkers beter bekend zijn als de vader in
het gezin van Married with children. De rollen van de meisjes Claire, Hildy
en Ivy worden gezongen door Frederica von Stade, Tyne Dale en Marie McLaughlin
(van huis uit opera-sopraan). Von Stade zong behalve veel operawerk van
onder meer Rossini, Mozart, Verdi en Massenet eerder rollen in de musicals
Showboat en Anything goes); Tyne Dale,die op Broadway veel toneel en musicals
deed en daarvoor diverse onderscheidingen ontving, is in Europa ongetwijfeld
het bekendst door haar eveneens meermalen onderscheiden rol als Mary-Bethin de politieserie Cagney and Lacey. Andere opvallende medewerkenden zijn
Cleo Laine, die zowel in musicals als als zangeres in het lichte genre
(met het orkest van haar echtgenoot Johnny Dankworth) een reputatie te
verliezen heeft, en Samuel Ramey, de imposante operabas die ook op zijn
eenenvijftigste nog een ongelooflijk flexibele stem heeft. Voorwaar een
indrukwekkend gezelschap dat deze opname na slechts drie repetitiedagen
er in twee dagen opzette. Inderdaad kan niemand zeggen dat de muziek is
doodgespeeld, want de spetters vliegen eraf. Daardoor zijn er verschillen
in interpretatie die natuurlijk toch optreden in zo'n mengsel van licht
en 'klassiek' dat hier aan het werk is, ook acceptabel. Zo begint Thomas
Hampton wel erg als een operazanger en wordt daarbij enigszins geholpen
door de muziek, die daar herinneringen oproept aan Gershwins Porgy and
Bess. Verderop klinkt hij meer ontspannen en mengt zijn stem probleemloos
met die van Garrison, die uitstekend kan overdrijven ('carried away...'),
en Ollmann, die toepasselijk een beetje naïef klinkt. Samuel Ramey
neemt drie kleine partijen voor zijn rekening en daarin is zijn onmiskenbare
opera-achtergrond en rollende r niet zo'n probleem. Met name als Pitkin
klinkt hij imposant. Frederica von Stade heeft zich dus al eerder in het
lichte repertoire bewogen en dat is te horen: ze heeft zich zelfs een Amerikaans
accent met zachte t's aangemeten. Maar daarnaast blijft ze over het algemeen
toch iets te netjes klinken, hoewel ook dat in het verloop van de musical
vermindert. In Some other time is ze zelfs ontroerend. Waar ze duidelijk
moeite mee heeft is het meer swingende aspect van de muziek, met name als
dat Latijns-Amerikaans wordt in Ya got me. Het bazige, 'man-eating' aspect
van haar rol ligt Tyne Dale en haar schelle stemtype uitstekend: een recht
voor zijn raap vertolking met toch ook heel zachte kanten, die zondermeer
overtuigt. Marie McLaughlin weet haar 'wortels' goed te verbergen als Ivy;
het nummer Carnegie Hall Pavane - Do-do-re-do...sex has to go... - doet
ze lekker aanstellerig overdreven. Cleo Laine, tenslotte, neemt dat ene
nummer 'Ain't got no tears left', dat haar op het lijf of liever gezegd
op de stem met dat enorm grote bereik, geschreven lijkt te zijn, voor haar
rekening. Ze blijft gewoon als zichzelf klinken.
Aanstekelijk
De dames van het koor mogen er in deze musical trouwens ook zijn;
het klinkt allemaal heel meisjesachtig, jeugdig. En jeugdig is eigenlijk
het sleutelwoord voor dit hele werk èn deze produktie ervan. Want
het enthousiasme straalt er op alle fronten vanaf, het swingt en werkt
meeslepend en aanstekelijk en is bovendien woordelijk verstaanbaar. Op
een enkel nauwelijks merkbaar schoonheidsfoutje na is het technisch ook
nog eens perfect. Dat geldt met name ook voor de vier grote instrumentale
gedeeltes, die balletten zijn. De muziek is zo beeldend en onderhoudend
dat men de dansers als het ware voor zich ziet, zeker na het lezen van
de treffende beschrijvingen ervan in het tekstboekje. In dat opzicht heeft
DG een keuze moeten maken. De veertig pagina's flinterdun papier in het
boekje bevatten een werkelijk voorbeeldige toelichting van Ethan Mordden
op de geschiedenis van On the town èn de volledige tekst. Daardoor
(anders had het boekje niet meer in het doosje bij de CD gepast) ontbreekt
informatie over de uitvoerenden (die overigens wel in de persmap aanwezig
was).
4 Technische dimensies
De opnames werden een jaar terug in het Londense Barbican Centre
gemaakt tijdens twee 'semi-staged' uitvoeringen zonder kostuums en dat
is dus ook te zien op de video- en laserdisc-registraties. Op de voorzijde
van het tekstboekje staat op een hoekje: 4D audio recording. Mijn eerste
reaktie was: hoezo 4D, ik dacht dat we niet verder dan 3 konden? DDD (3
maal digitaal) voor digitale opname, digitale 'mastering' (zeg maar de
moederband..) en digitale weergave. Maar het onvolprezen boekje meldt dat4D slaat op 'de vier nieuwe technische dimensies'. Hoezo, ik dacht toch
echt dat we ook maar drie dimensies hadden, maar kennelijk is dat nu verleden
tijd. Hoe dan ook, de vier dimensies zijn: een speciale op afstand bedienbare
voorversterker voor de microfoons; een 21-bit analoog-digitaal omzetter
(dus om gewoon analoog geluid in de digitale nullen en enen om te zetten,
die door de laserstraal van de CD-speler gelezen kunnen worden); het 'stage-box-principe'
(waarbij dat omzetten direct achter de microfoons en niet aan het eind
van een kabel in de studio gebeurt) en een volledig digitale mixage. Maar
dit voor de liefhebbers, want het gaat er natuurlijk om of het ook goed
klinkt. En dat doet het inderdaad. De breedte van het toneelbeeld is hoorbaar
gemaakt en het geluid klinkt ondanks zijn directheid 'schoon' zonder koel
te worden. Bijgeluiden ontbreken volledig. Overigens was er voor deze opnames
gekozen voor de suggestie van een voorstelling in een theater met toneel
door de zangers achter het orkest op te stellen. Alles bij elkaar kan zonder
meer gesteld worden dat men er met deze produktie ook zonder de leiding
van de grote meester Bernstein zelf erin geslaagd is On the town zo levendig
te presenteren dat het succes uit het verleden volstrekt begrijpelijk is
en in feite op deze manier herhaald zo niet overtroffen zou kunnen worden.
Tilson Thomas laat uitbundigheid moeiteloos overgaan in intimiteit en andersom:
de sfeer wordt steeds juist en tot in de kleinste details getroffen. De
tempi zijn steeds correct, al moest ik aanvankelijk bepaald wennen aan
de extreme traagheid van het prachtige 'Some other time', dat ik kende
in de uitvoering door Judy Kaye en William Sharp (op Koch) waarover de
componist, getuige de foto op het boekje, nog wel de supervisie heeft gehad.
Maar op de CD dragen de zangers zonder problemen ook het lagere tempo.
Verder is de presentatie buitengewoon volledig (afgezien dus van die biografieën).
en met het op CD toegevoegde 'pauzenummer' The intermission's Great, dat
ook de première in 1944 niet haalde, is tevens een muzikale volledigheid
bereikt. Daarmee worden vrijwel vijf kwartier gevuld. Ik wil besluiten
met een variatie op een recensie van de film, toen die in 1949 uitkwam:
'een musical waarvan men meer dan twee keer kan genieten.'
PRISKA FRANK