Kunst en politiek: gaat dat samen? Vaclav Havel werd immers president, maar in de toelichting van de hier te bespreken CD wordt bepaald neerbuigend gedaan over pianospelende kanseliers (daar zal Willy Brandt wel mee bedoeld worden) en dirigerende Prime Ministers (van Edward Heath voor een heus orkest heb ik zelfs een plaat), waarna onmiddellijk een uitzondering gemaakt wordt voor Jan Ignacy Paderewski (1860-1941), die in feite zijn internationale pianistencarrière onderbrak om zich in te zetten voor de oprichting van een zelfstandige Poolse staat. Tussen 1919 en 1922 bekleedde hij daar (gedeeltelijk gelijktijdig) de functies van Premier en minister van Buitenlandse Zaken. Als zodanig tekende hij namens Polen het Verdrag van Versailles. In feite gebruikte hij zijn als bekende pianist vergaarde faam (tijdelijk) voor politieke doeleinden. Zoiets als Jane Fonda tegen Vietnam, Schwarzenegger voor Bush en Paderewski voor Polen...
Die bijna mythologische roem van de pianist Paderewski is overigens een merkwaardig fenomeen. Hij kreeg pas op zijn twaalfde behoorlijk pianoles en heeft volgens sommigen nooit echt goed leren spelen. In technisch opzicht is dat ongetwijfeld waar geweest. Na zes jaar werd hij al gevraagd les te geven, maar in 1881 vertrok hij eerst naar Berlijn en tenslotte in 1884 naar Wenen om verder te studeren bij onder anderen de beroemde pianopedagoog Leschetizky, die hem notabene aanraadde een carrière als concertpianist te vergeten vanwege zijn technische tekortkomingen. Na een jaar heel hard studeren nam de pedagoog hem echter alsnog aan.
Haar
Inmiddels had hij in 1883 al een recital in Parijs gegeven als voorzet
op zijn komende roem als pianovirtuoos. Zelf beschouwde hij 1888 als
het keerpunt in zijn loopbaan vanwege zijn officiële debuut in Wenen.
Hij had toen het grootste deel van zijn oeuvre overigens al gecomponeerd.
Zijn enige pianoconcert (opus 17) dateert ook uit dit jaar en het is typerend
dat de première niet door hemzelf maar door Annette Essipoff, de
vrouw van Leschetizky, werd gegeven. In korte tijd reisde hij daarna de
hele wereld rond, waar niet altijd enthousiaste kritieken (Londen!) niet
konden verhinderen dat de pianist binnen de kortste keren het object werd
van een aan het absurde grenzende adoratie van vrouwelijke fans zoals die
sinds Liszt niet meer was voorgekomen. Zijn lange, blonde lokken, zijn
uitstraling en prachtige toon (dat had Leschetizky toch maar voor elkaar
gekregen) bleken zijn gebrek aan pianistisch meesterschap inclusief de
vele misslagen meer dan te kunnen compenseren. Met name in Amerika streek
hij ongehoorde sommen geld op voor zijn optredens waardoor hij zich huizen
aldaar (een ranch), Zwitserland en Parijs kon veroorloven. Verder reisde
hij in een privé treinwagon samen met een soort hofhouding bestaande
uit een butler, masseur en arts, stemmer, zijn vrouw en haar bedienden.
Zijn handen waren verzekerd voor $ 100.000 (dat zou nu zo'n 10 miljoen
zijn). Een Amerikaanse cartoon uit 1910 laat een pianospelende Paderewski
zien met een reusachtige bos haar. Om hem en de vleugel heen staat een
hek met daarop een bordje 'Recital cage, or the female-kiss- fender'. Er
hangt ook een bakje aan dat hek met daarop de mededeling 'My hair - help
yourselves'...
Het is mogelijk dat hij na 1891 nooit meer zo goed heeft gespeeld als daarvoor omdat hij toen tijdens een concert een spier verrekte en doorspeelde (!), waarna oververmoeide en gescheurde pezen werden geconstateerd. Een tijdlang kon hij een ringvinger zelfs helemaal niet gebruiken en werkte met aangepaste vingerzettingen. Desondanks liet het publiek hem bijvoorbeeld in 1896 in Chicago pas gaan na een heel uur toegiften, werd er op spoorwegovergangen gewacht om zijn wagon voorbij te zien komen, stonden er hordes mensen langs de hele route van de concertzaal tot aan zijn hotel. Hij was zondermeer een ster in de moderne zin van het woord, die inderdaad voortdurend in het nieuws was, gedeeltelijk door dat zelf te stimuleren. Hij was trouwens achter het podium helemaal niet de aardige, aimabele man die hij tijdens het spelen leek. Bovendien leed hij behoorlijk aan plankenkoorts; moest vaak letterlijk het podium opgeduwd worden. Paderewski is blijven optreden, ook toen hij er eigenlijk al te oud voor was en zijn vingers niet goed meer onder controle had. In 1936 werkte hij mee aan de film Moonlight Sonata (naar Beethovens Mondschein, dus niet te verwarren met Dangerous Moonlight uit 1941, waar het befaamde Warsaw Concerto van Richard Addinsell voor werd geschreven en dat hier en daar ook trekjes Paderewski blijkt te hebben), met een wat vreemd verhaal over de slachtoffers van een vliegtuigongeluk die beïnvloed worden door de kunst van een groot pianist (Paderewski dus). Na de Duitse invasie in Polen zette hij zich in de Verenigde Staten volledig in voor een campagne om zijn land te helpen. Hij overleed in New York.
Pianoconcert
Het is misschien aardig ons te realiseren dat de heel vrije speelstijl
van een (laat-)romanticus als Paderewski in onze oren uit het tijdperk
van 'trouw aan het notenbeeld' op zijn minst vreemd, zo niet volstrekt
onacceptabel zou zijn. Excentriciteit, ritmische 'vrijheden' en ego-gerichtheid
komen voorbij. Dit gekoppeld aan het voor Paderewski zo kenmerkende ronde
geluid zullen we moeten constateren dat een moderne uitvoering van werk
van deze pianist/componist allerminst zal lijken op die van een eeuw geleden.
Het duidelijk door Liszt en Chopin geïnspireerde pianoconcert begint
even als een onbekende Tsjaikovski. Paderewski gebruikt het koper in het
orkest meer dan eens zoals de Rus dat ook heeft gedaan. Het evenwicht tussen
solist en orkest ligt goed en dat is ook in deze opname te horen. De piano
klinkt plezierig direct, terwijl het orkest daardoor niet helemaal naar
de achtergrond is gedrukt. Dit is echte virtuozenmuziek vol grote gebaren
maar met iets minder inhoud. Wel gewoon prettig om naar te luisteren: hier
en daar een dot dramatiek, dan weer een scheutje lyriek en intimiteit,
nog even groot uitpakken in octavenwerk. Dat het orkest daarbij een enkele
keer in hol- klinkende platitudes vervalt mag de pret niet drukken.
Saint-Saëns had gelijk toen hij Paderewski - nadat deze hem zijn concert had voorgespeeld - zei dat er niets aan veranderd hoefde te worden. Vanaf de première is het werk steeds een succes geweest. Jammer dat de fluitist (m/v) in het tweede deel van deze opname soms wat bibberig soleert; de hele opening is daardoor wat bleek. Verder een lekker romantisch middendeel: dromerig, stemmig, noem maar op. Pianist Karol Radziwonowicz is kennelijk wat minder romantisch ingesteld, want zeker hier mag het pianoaandeel best wat warmer klinken. Het springerige, volksmuziek-achtige Allegro molto vivace, dat volgt, is vooral een show-stuk voor de pianist, die hier zeker geen Paderewski-toucher heeft, met soms koraal-achtige passages (koper!) in het orkest.
Fantasie
De Poolse Fantasie op originele thema's is het enige andere stuk
voor piano en orkest van Paderewski en vijf jaar na het concert ontstaan.
Naast uiteraard talloze stukken voor piano solo schreef hij verder een
vioolsonate, een aantal liederen, een symfonie en een opera. Compositietechnisch
is de Fantasie indertijd door collega's heel positief beoordeeld. Een aantal
welluidende thema's wordt geïntroduceerd en 'verwerkt' in deze muziek,
die zonder onderverdeling een kleine 23 minuten vult. Deze keer is Regina
Smendzianka soliste en zij speelt in dit virtuoze werk beduidend poëtischer
dan haar collega in het Concert. De vele loopjes parelen, passagewerk staat
stevig, ook tegenover het orkest, het geheel straalt meer. Paderewski presenteert
de melodieën meer dan eens op de manier die Liszt gebruikte voor zijn
operaparafrases, waarin uiteindelijk ook bestaand (melodisch) materiaal
wordt bewerkt voor piano en orkest. Misschien komt het door deze overeenkomst
dat me meer dan eens het gevoel bekroop dit ergens anders toch al eerder
gehoord te hebben...
Hoe dan ook, de vergelijking met Liszt is hier misschien niet helemaal eerlijk, al dringt deze zich wel op. In elk geval geen romantische muziek om bij weg te zwijmelen want dan word je als luisteraar toch een aantal malen hardhandig wakker geschud. We hebben hier te maken met een volledig Poolse produktie en dat vind ik op zichzelf al het vermelden waard. De opnames zijn overigens in 1991 in Krakau gemaakt met de Staatsphilharmonie Krakau onder leiding van Roland Bader. In het orkest klinkt inderdaad een zekere 'Oosteuropeesheid' door, die in zijn wat gedempte kleuren uitstekend past bij deze muziek. Wat het hoorbare gedeelte betreft, is dit een CD waar toch vooral positief over geoordeeld kan worden. Opvallend is overigens dat beide pianisten een of zelfs beide werken al eerder opnamen (voor Olympus respectievelijk het Poolse label Polski Nagrania).
Toch nog een paar kanttekeningen. Wanneer werk van hier toch onbekende uitvoerenden wordt gepresenteerd, vind ik een korte toelichting over hen toch het minste: noch over solisten, noch over orkest, noch over dirigent wordt met een woord gerept. Tenslotte: Paderewski overleed toch echt in 1941 en niet in 1940 zoals op enkele plaatsen wordt beweerd!
PRISKA FRANK