Verstand op nul en genieten:
Hariprasad Chaurasia: tovenaar op basuri


In NoPapers schonken we tot nu, afgezien van aankondigingen, weinig aandacht aan klassieke Indiase muziek. En dat terwijl er veel liefhebbers van deze muziek in onze redacties te vinden zijn. Indiase muziek is een ander hoofdstuk. Er wordt anders met toonladders omgegaan, sterker nog, er wordt een totaal andere toonladder gebruikt, er is heel vaak sprake van het gebruik van boven- en ondertonen, kortom, specialistische muziek. Daar moet je een hoop van af weten om over te kunnen schrijven, is de gangbare mening. Maar als ik zo de gesprekken van de bezoekers van Indiase concerten beluister, is kennis van de muziek geen voorwaarde voor concertbezoek. En zou kennis een voorwaarde moeten zijn om te kunnen genieten..? Nee. Juist de klassieke Indiase muziek leent zich om lekker bij onderuit te gaan. Of juist heel goed in balans te gaan zitten, ogen dicht en laat de muziek je meditatie zijn. Indiase muziek geniet ik het meest door m'n verstand op nul te zetten. En als het denken niet onmiddellijk stopt, zorgt de muziek daar wel voor. Zowel van de muziekstukken en de specifieke instrumenten is de heilzame werking op chakra's genoegzaam bekend. Indiase muziek is voor mij vooral; me mee laten nemen door de sfeer, me laten raken. Geraakt werd ik ook 7 maart, tijdens het concert in Rasa van Hariprasad Chaurasia en ensemble.

Hariprasad (1938) behoort al decennia tot de belangrijkste musici van India. Uit zijn grote, eenvoudige kleploze bamboefluit weet hij fascinerende klanken te toveren. Bij de eerste Raga, de avondraga Pooriya Kalyan deden de snelle loopjes in het tweede deel, de Jod, zelfs even denken aan het geluid van vele kleine keffende hondjes. De bansuri is in India bekend uit de oudste legendes rond de herdersgod Krishna. In zijn eenvoud, slechts 6 vingergaten en een mondgat, werd de bansuri lange tijd uitsluitend gebruikt in de volksmuziek. Pas in deze eeuw werd via experimenteren met blaas-en vingertechnieken de bansuri tot een volwaardig instrument die kon worden gebruikt voor weergave van alle nuances van de klassieke Indiase muziek. Hariprasad Chaurasia geeft op vele plaatsen in de wereld les in deze technieken, waaronder het Rotterdams Conservatorium. Hij is dan ook geen onbekende in Nederland, al 20 jaar lang geeft hij hier concerten, waarmee hij zo langzamerhand in ons land de meest populaire Indiase musicus aan het worden is. En zijn spel blijft boeien, niet in de laatste plaats omdat hij er in slaagt telkens nieuwe aspecten toe te voegen en telkenmale verrast hij het publiek met zijn improvisaties.

Haraprasad trad in Rasa op met de tabla speler Faiyaz Khan en zoals gebruikelijk waren ook twee leerlingen aanwezig. Henry uit Frankrijk bespeelde de tanpura en Andrea uit Italië het jongere 'zusje' daarvan, de Sindatta. Doodstil was het in Rasa, zodra de eerste klanken van het ensemble door de ruimte klonken. Pas na een poosje, doordat iemand een klein geluidje maakte, viel op dat op de tanpura na, onversterkt werd gespeeld. Terwijl bij westerse klassieke muziek steeds meer geklaagd wordt over geluiden, hoesten e.d. van de toehoorders, valt me telkens op dat daar bij klassieke Indiase muziek nauwelijks sprake van is. Het ontspannende, vredige effect van de muziek...? Overigens was die versterking van de meest eenvoudige soort; een boxje, ter grootte van een ouderwetse draagbare radio die achter de rug van de meester stond opgesteld. De meester, die natuurlijk ook behalve het volume, de stemming van de snaarinstrumenten in de gaten hield. Kenmerkend voor Indiase muziek is het gemak en de vanzelfsprekendheid waarmee de musici de tijd nemen om, letterlijk en figuurlijk, in de stemming te komen. Bij de eerste raga nam Hariprasad even de tijd voor de Alap, de inleiding van de raga. Maar je herkent de meesterhand aan de snelheid waarmee je wordt meegevoerd in de muziek. Bij de Jod keek ik echter mijn ogen uit; hoe deed hij dat, die snelle loopjes?! Z'n vingers liggen stil om de fluit, de wervelende tonen worden kennelijk alleen bereikt dankzij adem-techniek, en wellicht, de tong. Dan valt de tabla in. Aarzelend, zoekend naar de juiste stemming. Nog niet in harmonie met de fluit. Maar als de meester even z'n jasje uittrekt en een glimlach uitwisselt met de tabla-speler, is het evenwicht snel gevonden. Ze doen me in hun samenspel met subtiele communicatie denken aan Djibriel en Saladin Chamcha, de twee hoofdrolspelers uit Rushdie's Satanic Verses. Sprankelend, tintelend, zoals ze elkaar uitdagend stimuleren. Ook in de tweede raga, de raga desj na de pauze, valt het samenspel tussen tabla en bansuri weer op. Faiyaz holt af en toe door, jammer van de fluit, denk ik dan, maar Hariprasad laat het mild over zich heen komen, past zich even aan en geeft met een glimlach de tabla speler blijk z'n genieten te delen, laat dan met simpele ooggebaren weten hoe het weer verder zal gaan en pakt de draad weer op, op naar de volgende virtuoze improvisatie. Gesterkt en ontspannen besluit ik naar huis te wandelen. Gelukkig zijn ze in Rasa van plan meer Indiase muziek te programmeren. En natuurlijk kunnen we ook nog terecht bij de serie India Klassiek die dit voorjaar in diverse zalen wordt gegeven.

MARJA OOSTERMAN


©St. NoPapers

Terug naar overzicht