De violen zetten in op de puntjes van hun tenen - een heimelijk 'piano' dat reeds na acht maten overvallen wordt door een massaal 'forte' van bekkens, pauken, triangels en een geestdriftige piccolo die overal scherp bovenuit klinkt. Dit is het begin van de wervelende ouverture van 'Die Entführung aus dem Serail'. Mozart schreef aan zijn vader "Niemand zal hier doorheen kunnen slapen, zelfs als men de nacht daarvoor niet geslapen heeft."
We bevinden ons op het plein voor het helwitte paleis van Selim de Turkse Pasja. De korte, maar krachtige ouverture gaat over in de aria "Hier soll ich dich denn sehen" van Belmonte, een Spaanse edelman die zijn Konstanze zal gaan proberen te bevrijden uit de harem van Selim. Konstanze is door zeerovers ontvoerd en verkocht aan de Pasja. Het langzame middendeel van de ouverture in mineur keert in de aria terug, maar dan in majeur. Belmonte is vol hoop en ongeduld; straks zal hij misschien zijn geliefde weer zien na de onfortuinlijke scheiding. Dan zien we Osmin opkomen, de bewaker van het paleis en een onaangenaam, dom type. Hij zingt een licht melancholisch lied, zet een ladder tegen een vijgeboom en begint te plukken. Belmonte probeert informatie uit de oude Turk los te krijgen, maar deze is niet van plan zijn gezang te onderbreken en doet net alsof hij Belmonte niet hoort. Als het laatste couplet uit is, ontstaat een geïrriteerde maar voor de luisteraar komische woordenwisseling tussen de twee. De lachwekkende Osmin blijft de dove spelen en Belmonte wordt steeds ongeduldiger. Al snel vermoedt Osmin een vrouwenrover tegenover zich te hebben, hetgeen het gesprek bepaald geen positieve wending geeft. De ruzie loopt steeds hoger op, en de muziek wordt steeds ritmischer en stormachtiger. Uiteindelijk eindigt de scene met een gewelddadig crescendo. De muziek zwiept Belmonte van het toneel.
Bij de beluistering van deze scene in de recente uitvoering van Gardiner (ARCHIV) valt op dat zijn opname op een aantal punten uitsteekt boven andere uitvoeringen die op zich ook bevredigend zijn. Als 'Die Entführung' er alleen zou bestaan in een vertolking van Solti (Decca), Böhm (Deutsche Grammophon) of Harnoncourt (Teldec) dan hadden we ook niets te klagen gehad. Geen van deze uitvoeringen heeft een niveau dat echt veel te wensen overlaat. In tegenstelling tot deze drie prima uitvoeringen sleept Gardiner echter ook alle 'bonuspunten' die er te behalen zijn in de wacht. Zijn interpretatie heeft al dat extra's dat hem zou kunnen doen behoren tot de Tien CD's die u naar een onbewoond eiland zou meenemen. Het wordt echter moeilijker kiezen als we ook Colin Davis' 'Entführung' in de vergelijking meenemen. Hoewel hij geen authentieke uitvoering levert, verdient hij eigenlijk precies dezelfde complimenten als Gardiner. Om het eenvoudig te houden zullen we alleen bekijken waar Gardiner een streepje voor heeft op Solti, Böhm en Harnoncourt.
Humor en toneelspel
Extra punten voor het met echte passie geleverde theater. De ruzie
tussen Osmin en Belmonte is bij Gardiner gewoon een muzikaal hoorspel.
Het conflict is keihard en tegelijk bijzonder geestig. U krijgt de spetters
van de met consumptie sprekende Cornelius Hauptmann (de kwaadaardige Osmin)
recht in het gezicht, en Standford Olsen leeft zich volledig in zijn rol
in (de ongeduldige en verontwaardigde Belmonte). Bij geen van de andere
uitvoeringen treffen we een zo levendige en op de lachspieren werkende
twist aan. Bij Böhm bijvoorbeeld loopt de ruzie bepaald niet op rolletjes.
Luister naar hoe kalmpjes Belmonte Osmin onderbreekt met "Verwünschtseist du samst deinem Liede, ich bin dein Singen schon müde".
Als men geen Duits zou verstaan, zou men kunnen denken dat hij hier iets
zingt met een geheel andere strekking. Dat geldt overigens niet voor de
complete scene. Verderop komt de ruzie iets meer tot leven, maar het extatische
van Gardiner's "Schert euch zum Teufel" wordt bij Böhm niet
bereikt.
Nog een voorbeeld. In de aria "Frisch zum Kampfe! Frisch zum Streite" (nr. 13) zingt Pedrillo zich moed in. De door Mozart bedoelde discrepantie in de opbouw van de aria (moed, twijfel en herwonnen moed) komt bij Gardiner's Pedrillo (Uwe Peper) bijzonder goed uit de verf, terwijl bijvoorbeeld Solti's Pedrillo (Heinz Zednik) nauwelijks twijfelt aan het welslagen van de op handen zijnde ontsnapping. Extra punten voor Gardiner's keuze van solisten die over de hele linie goed is uitgevallen: Stanford Olsen is een oprechte Belmonte met goede manieren; Luba Orgonasova is een deugdzame en volmaakte Konstanze; Cornelius Hauptmann (Osmin) is een gemene maar domme schurk; Cyndia Sieden een dartele doch standvastige Blondchen; en Uwe Peper een uitgeslapen en dappere Pedrillo. Bij de andere uitvoeringen is de keuze niet altijd even gelukkig. Böhm's Osmin heeft de stem van een eerbiedwaardige orthodoxe monnik uit een Russische opera. Harnoncourt's Konstanze (Yvonne Kenny) zingt erg mooi, maar net iets te glad en onaangedaan. En zijn Blondchen is geen dienstmeid maar een aristocratische dame.
Gedrevenheid
Tot slot extra punten voor bezieldheid. Het einde van de eerste
akte is een ware climax. De muziek krijgt een bijzonder enerverend karakter
als Belmonte en Pedrillo zich toegang proberen te verschaffen tot de paleistuin
en de weerbarstige Osmin op hun weg vinden. Mozart aan zijn vader: "...en
het slot zal met veel kabaal gepaard gaan - en dat is alles wat een slot
van een akte nodig heeft, hoe meer kabaal hoe beter, hoe korter hoe beter
- zodat het publiek niet koud wordt voordat ze moeten klappen." Dit
moment is bij Gardiner echt spannend. Hij legt, in tegenstelling tot de
andere dirigenten, nadruk op het heftige ritme, waarmee hij de hartslag
van de luisteraar opjaagt en het door Mozart beoogde effect extra kracht
bij zet.
Gardiner's 'Enführung' is veerkrachtig en energiek. Hiermee onderscheidt zijn interpretatie zich van de andere. Wie Solti's vurige, geladen opera-uitvoeringen kent (bijvoorbeeld Wagner's Ring, Verdi's Falstaff) zou verwachten dat ook hij hoog scoort op 'gedrevenheid' Van zijn roemrucht 'orgasme in iedere maat' ontbreekt hier echter ieder spoor. Als we het koor "Singt dem großen Bassa Lieder" in de aanstekelijke uitvoering van Gardiner beluisteren (The Monteverdi Choir) krijgen we zin achter de stoet aan te rennen om de Pasja ook lof toe te zingen. Het "feuriger Gesang", de "Kühlende Winde" en "Fliegende Chöre" zijn bij Gardiner treffend verbeeld, maar bij Solti helaas vervaagd door het iets te schreeuwerige Wiener Staatsopernchor. Kort en goed, Gardiner's 'Entführung' heeft humor, spanning, vuur en de solisten zijn met zorg geselecteerd. Hoewel de hierboven genoemde uitvoeringen van Böhm, Solti en Harnoncourt van hoge kwaliteit zijn en in sommige aspecten Gardiner's uitvoering evenaren, gaan de meeste bonuspunten toch naar de hier besproken CD. Als u de voorkeur zou geven aan een uitvoering met moderne instrumenten, maar die soortgelijke felicitaties waard is als de hier besproken opname, dan is de eerder genoemde uitvoering van Davis aan te raden.
JèMELJAN HAKEMULDER