Beteugelde romantiek in Brahms' vioolsonates


Brahms was een man die moeilijk tevreden te stellen was. Voor zijn gevoel - en hij was niet de enige - bevond de muzikale wereld van zijn tijd zich in de schaduw van de reus Beethoven. Na Beethoven's Negende nog muziek schrijven, betekende voor hem een grote verantwoordelijkheid. Het kostte hem dan ook vele jaren zwoegen voordat hij met zijn eerste symfonie voor de dag durfde te komen.

De recente opname van zijn drie vioolsonates door Dumay (viool) en Pires (piano) op het label Deutsche Grammophon zou de perfectionist Brahms zeker voldaan hebben. Als u een bewonderaar van Brahms' kamermuziek bent dan weet u hoe zangerig, meditatief, bedachtzaam, donker, warm, teder, weemoedig en smachtend deze composities zijn. Samen met zijn twee strijksextetten behoren de drie vioolsonates tot mijn meest favoriete kamermuziek. Ze bevatten een grote variatie aan stemmingen en hebben een zeer lyrisch karakter. Musici hebben soms duidelijk in hun oren geknoopt dat sommige werken van Brahms Hongaarse invloeden vertonen. Ten onrechte zoeken zij zigeunermeisjestranen in o.a. zijn vioolsonates. Voor muziek die in het algemeen omschreven wordt als "Romantische emotionaliteit gegoten in Klassieke Vorm" is een beheerste inleving vereist. Die zo essentiële beheersing is kenmerkend voor de opvatting van Dumay en Pires. Daar waar de heftige emoties toeslaan, weten zij dat doelmatig voor ons te vertolken, en dat zonder vals sentiment.

De opnamekwaliteit verdient aparte vermelding. De technici van DG leveren hier een zeer persoonlijk, intiem geluid. De brede klanken van de piano zijn pianoklanken op hun mooist. De balans tussen viool en piano is ideaal. Een nadeel is dat de bijgeluiden van de viool te horen zijn.

In competitie
De vioolsonates hebben de aandacht getrokken van talrijke fameuze duo's. Op Decca is verkrijgbaar een uitvoering van Josef Suk (viool) en Julius Katcher (piano). Katcher speelt voortdurend een weinig opvallende partij, ook daar waar zijn partij meer is dan begeleiding. Suk studeert daarentegen wat meer op de details en leeft zich duidelijk wat meer in. Het geluid van zijn viool is helaas noch strak & helder, noch warm & wollig. Het klinkt eerder rafelig. De gedigitaliseerde opname uit 1967 is niet geweldig. Het opschrift "Digital Remaster to Audiophile Standards" is hier niet op zijn plaats.

Op een vrij goedkope CD (evenals die van Dumay en Pires opgenomen voor Deutsche Grammophon) vinden we een uitvoering van Zukerman en Barenboim. Technisch gezien is de opname wederom van DG-kwaliteit (ADD, 1975). De interpretatie is over het algemeen vrij rauw. Waar Dumay en Pires misschien wat gepolijst overkomen, hebben Zukerman en Barenboim iets te veel scherpe kantje laten zitten. Bovendien is hun dynamiek vaak te abrupt en is Zukerman's aanzet soms te onzeker. Verder zien zij enkele fijne nuances over het hoofd die andere duo's wel zijn opgevallen.

Het label Hyperion heeft een uitvoering van Krysia Osostowicz en Susan Tomes op de markt (een opname uit 1990). Op weinig punten doen zij onder voor Dumay en Pires. De Brahms-lyriek wil soms wel eens ontbreken, maar op andere momenten weten ze het weer wèl heel goed te treffen. Hun frasering is beter dan die van Dumay en Pires. Helaas maakt de uitvoering soms een rommelige indruk omdat Tomes niet goed aanvoelt wanneer de piano een puur begeleidende partij moet spelen. De opname is niet van de hoogste kwaliteit. Zo 'breed' als de DG piano klinkt, zo 'smal' is het geluid hier.

Itzak Perlman en Vladimir Ashkenazy namen de vioolsonates op voor het label EMI (1985). Deze uitvoering steekt die van Dumay en Pires naar de kroon. De romantiek van Perlman's viool is warmer dan die van Dumay. Hij speelt met meer gevoel. In de zwier waarmee hij musiceert is echter een zweempje van de 'zigeuner-Brahms' te ontwaren. Je moet ervan houden. Het spel van de violist is ragfijn en helder vastgelegd op CD. Jammer genoeg lijkt hij op bepaalde momenten in al zijn geraffineerdheid zijn doel voorbij te schieten. Dan wordt het zo flinterdun dat onbedoeld het contact tussen strijkstok en viool wordt verbroken. Ashkenazy's pianoklanken zijn wolliger dan die van Pires, zijn rubato is smaakvoller en minder gezocht. Hij bewijst dat langzaam spelen niet noodzakelijk is om het bedachtzame, introspectieve van deze muziek tot uiting te laten komen. De voordracht en intonatie van Ashkenazy en Perlman zijn beter. Zoals goede voordrachtskunstenaars betaamt, maken ze op subtiele wijze onderscheid tussen de verschillende 'dichtregels' in Brahms' poëtische muziek. Dumay en Pires laten de zinnen te zeer in elkaar overvloeien, zodat het geheel een wat te hoge viscositeit krijgt. Daar staat echter weer tegenover dat zij hier en daar de verschillende stemmingen beter weten te treffen dan Ashkenazy en Perlman. In het Allegro van Vioolsonate nr. 3 in D minor vindt er bijvoorbeeld plotseling een wisseling van 'tijd' plaats. Bij de introductie van het tweede thema die als een nevelige, duistere herinnering komt opdoemen, signaleren Dumay en Pires dat het stuk in de 'verleden tijd' geschreven staat.

Ook al kent u dit werk al van binnen en buiten, u mist iets als u niet even bij uw CD-winkel gaat luisteren hoe Dumay en Pires op subtiele wijze aangeven dat er iets bijzonders gebeurt [2'30]. Ashkenazy en Perlman spelen door alsof er niets aan de hand is [2'20]. Hoewel het geluid van deze EMI-CD het niet haalt bij die van de Dumay en Pires, is een voordeel dat er geen bijgeluiden te horen zijn. De strijd blijft wat mij betreft onbeslist. De twee interpretaties vullen elkaar eerder aan dan dat ze elkaar uitsluiten, en ze zijn het eigenlijk waard dat u ze beide aanschaft. Van Dumay en Pires is (eveneens op het label Deutsche Grammophon) een opname onderweg van de vioolsonates van Grieg. Met veel belangstelling zie ik deze tegemoet.

JèMELJAN HAKEMULDER


©St. NoPapers

Terug naar overzicht