Een belachelijke term eigenlijk 'live recording', alsof andere opnames niet 'levend' zouden zijn (electronische muziek even buiten beschouwing gelaten). Deze term wordt over het algemeen gebruikt om een opname, gemaakt in aanwezigheid van publiek, aan te duiden als tegenstelling tot die gemaakt in een studio. Een 'live recording' is dus gewoon het bijproduct van een concert en heeft als voordeel dat er een wisselwerking tussen publiek en musici is (kan zijn) die de uitvoering qua inspiratie niet zelden positief beïnvloedt. Daar staat tegenover dat het er (in de meeste gevallen) 'in één keer op moet staan'. Fouten kunnen niet via montage hersteld worden, zoals dat bij studio-opnames wel kan door de mogelijkheid iets (gedeeltelijk) over te doen. Een tussenoplossing is nog het opnemen van verschillende concerten zodat er toch in beperkte mate gemonteerd kan worden zoals het Orkest van de Achttiende Eeuw dat doet.
Het befaamde Engelse Lindsay Kwartet bestond in 1992 25 jaar en ter gelegenheid daarvan verscheen bij ASV een CD met vier zelden gehoorde kwartetten uit deze eeuw. Het betreft hier ook 'live recordings', maar de verwarring wordt nog groter gemaakt door de formulering in de toelichting: 'Recorded live in... and broadcast on...'. Was het nou indertijd een rechtstreekse radiouitzending of niet? Veel doet dat er nu niet toe, want het is dankzij de BBC dat deze opnames, gemaakt in 1978, 1980, 1987 en 1988 nog beschikbaar zijn.
Het publiek gedroeg zich bij al die gelegenheden voorbeeldig en is vrijwel alleen te horen in de onderbrekingen tussen de delen en in de uitbundige applauzen. Zoals vaak bij 'live' opnames komt de waterval van zo'n applaus in de huiskamer toch altijd nog een beetje als een schok, maar in dit geval is die bijval helemaal terecht. De Lindsays, zoals ze in het spraakgebruik genoemd worden, proberen al 25 jaar de elitaire geur die vaak aan het strijkkwartet kleeft kwijt te raken door andere vormen te kiezen (bijvoorbeeld middenin een cirkel van luisteraars te zitten), zelf gesproken toelichtingen te geven en een breed repertoire te spelen. De paradox van het kwartetspel is aan de ene kant de eis aan de musici als individualisten op te treden en aan de andere kant juist een perfecte teamgeest te ontwikkelen. Mede door hun langdurige samenwerking (er zijn maar twee 'personeelswisselingen' geweest in die kwart eeuw) zijn de Lindsays erin geslaagd deze paradox op een buitengewoon boeiende manier vorm te geven.
De keuze van de vier hedendaagse kwartetten is representatief voor wat het Lindsay Kwartet (ook) doet. Naast Purcell, Haydn en Mozart dus tevens de wereldpremière van Tippetts vijfde strijkkwartet, het tweede kwartet van A. Tsjaikovsky en het derde van Hugh Wood. Overigens noemden de musici hun ensemble naar Lord Lindsay, de oprichter van Keele University in Staffordshire en hebben ze sinds 1984 hun eigen kamermuziekfestival in Sheffield.
In alle vier de werken op deze CD zijn de speciale kwaliteiten van de Lindsays hoorbaar. De warme en sonore klank blijft ook levendig in tegenstelling tot het suikerzoete gladgestreken geluid dat sommige andere topkwartetten produceren. Ook wordt lelijk spelen niet geschuwd als dat in de interpretatie functioneel is, met name in de werken van A. Tsjaikovsky en Wood. Hoewel het geluid veel verschilt, zijn er wat deze twee aspecten betreft overeenkomsten met het Orlando Kwartet (zeker in zijn oorspronkelijk bezetting met primarius Istvan Parkanyi). En dan is er die opvallende eenheid gepaard aan een intensiteit die soms door merg en been gaat. Ook bij vrij ruime opnames zoals hier (drie ervan werden in de kerk St. John's, Smith Square gemaakt) valt die niet uit elkaar.
Van de Poolse componist André Tsjaikovsky (1935-1982), geen familie van Peter I., zijn slechts 7 werken overgeleverd; het tweede stijkkwartet schreef hij speciaal voor het Lindsay Kwartet. Dit aangrijpende stuk is verre van vrolijk en vraagt zowel van uitvoerenden als van luisteraars opperste concentratie. Met een prachtige 'snarige' klank wordt een dan weer desolate dan weer grimmige sfeer opgeroepen, geselt de muziek de instrumenten. In het middendeel, een Passacaglia, ligt het steeds herhaalde motiefje bij de cello, die ook besluit met als het ware de laatste stuiptrekkingen. Over techniek hoeft hier niet gepraat te worden, die is er gewoon en wel volledig in dienst van de interpretatie. Ondanks een heel scala van emoties brengen de musici continuïteit in het geheel.
Hoewel iets milder van toon - prachtige warme cello-pizzicati vrijwel aan het begin - is het een-delige derde strijkkwartet van Hugh Wood (geb. 1932), een indringend werk waarin echter fragmenten met een bijna ironisch karakter voor enige ontspanning zorgen; er is meer gespeeld met de muziek door de componist. Fragmenten overigens, die hier wat los van elkaar staan. Aktief spel en evenwichtig gedoseerde spanning leiden uiteindelijk naar het verbeten slot. Ruim een kwartier doorlopend deze muziek is inderdaad ongeveer het maximum van wat men hiervan kan verdragen.
Barber en Wirén (1905-1985) zijn beide vooral bekend door een stuk voor strijkorkest. Wiréns Serenade opus 11 is van een luchtige vrolijkheid en zo compact geschreven dat het voor een van de meesterlijke Engelse stukken in dit genre zou kunnen doorgaan. Het strijkkwartet opus 18 spreidt dezelfde vrolijkheid ten toon als de Serenade. Deze uitvoering door het Lindsay Kwartet doet mij heerlijk zwelgen (er wordt niet sentimenteel gespeeld!) in deze pittige muziek, die meeslepend, aktief, intens en warm klinkt. In het Andante schittert de altviool en het korte derde deel, Presto, wordt zondermeer aanstekelijk gespeeld. Een soort cirkelvorm wordt bereikt door materiaal uit het eerste ook in het laatste deel te verwerken.
Dezelfde warmte die vooral in Wirén straalt, is ook in Barber te horen. Barber'ss Adagio voor strijkers blijkt dus oorspronkelijk het middendeel uit zijn strijkkwartet opus 11 te zijn, dat we hier in zijn volledigheid krijgen voorgeschoteld. Geen muziek om echt vrolijk van te worden. De Lindsays kruipen er helemaal in en dat geeft een uitvoering die bol staat van spanning. Een 24-karaats klankjuweel dat heel expressief en intens wordt vertolkt. Deze hele CD is een document voor elke kwartet-liefhebber. De essentie van het kwartetspel op zeer hoog niveau, de inspiratie, de warmte, het is er allemaal en meer. Want behalve die ene andere opname van Barbers kwartet (dus niet in de orkestversie) was er nog niets van deze muziek op CD of andere geluidsdragers verkrijgbaar. Aanbevolen dus.
PRISKA FRANK