De man in de groene maillot en het jagershoedje met veer, die het in de middeleeuwen opnam voor de armen, is door de literatuur en later de film onstervelijk geworden. Kevin Kostner was de laatste die in de huid van Robin Hood kroop, maar al in 1922 ging Douglas Fairbanks sr. hem voor in een naar de held genoemde (stomme) film. De bekendste en beste verfilming is toch de in 1938 gemaakte The Adventures of Robin Hood met Errol Flynn en Olivia de Haviland; evenals in de 1922-versie speelde Alan Hale Little John. De muziek was van Erich Korngold, die er een Oscar mee won.
Het Sherwood Forest en Nottingham zijn er nog steeds en zij vormen de basis voor een CD, die onder de titel 'Robin Hood Country' uitkwam. Het East of England Orchestra speelt onder Malcolm Nabarro een verzameling muziek waarin Robin Hood en 'zijn territorium' in verschillende gedaantes worden gepresenteerd. Ondanks sponsoring door de steden Nottingham en Lincoln, de Leisure Services van Nottinghamshire County Council, BSIS en de East Midlands International Airport kon er niet meer dan een zeer bescheiden toelichting vanaf. Bovendien is de helft daarvan gewijd aan een soort toeristische beschrijving van het gebied, compleet met adres en telefoonnummer van de County Tourism Officer. Niettemin zijn er een aantal plezierige stukken muziek vastgelegd, die elders niet bepaald veelvuldig te horen zijn.
Geopend wordt met een symfonische suite uit de al genoemde filmmuziek van Korngold. Dit van oorsprong Oostenrijkse wonderkind deed in de serieuze muziek al vroeg van zich spreken (Die tote Stadt), maar schreef na zijn vestiging in Hollywood nog vrijwel uitsluitend filmmuziek, hetgeen hem een tijdlang enorm is kwalijk genomen. Zijn muziek voor de film Anthony Adverse (1936) verwierf ook een Oscar, maar Leo Forbstein, musical director, kreeg hem merkwaardigerwijze. In Robin Hood neemt Korngold de luisteraar ook zonder beeld mee naar een landelijk Engeland met sfeertekening (Old England), actie (The fight, victory and epilogue) en romance (Love scene). In deze uitvoering vormen de strijkers niet het typisch Hollywoodse bataljon, dat de boventoon voert. Omdat tevens de opname weinig compact is, blijft de muzikale structuur open en de balans goed. Iets teveel galm misschien.
Overigens doet de opening van 'Robin Hood and his Merry Men' (track 2) me telkens weer aan My fair Lady denken: het Spaanse graan... Toeval, of is er inderdaad leentjebuur gespeeld? Eric Coates (1886-1957) studeerde in Notingham en schreef voornamelijk luchthartige muziek. Hoewel geen wereldnieuws bezit zijn werk toch onmiskenbare charmes zoals blijkt uit de eerste twee nummers van de suite 'From the countryside' en de mars 'Men from Trent'. Een beetje Elgar-achtig met een lichte toets, zou je kunnen zeggen. Deze lieflijke muziek (de suite) wordt ongecompliceerd maar met gevoel voor sfeer gespeeld: de enige juiste manier, lijkt me. De mars in een orkestratie van de dirigent klinkt actief, levendig en humoristisch. Overigens werd deze in 1952 speciaal voor de Police Band van Nottingham gecomponeerd.
De mij onbekende Roy Goodwin (geb. 1925) - ook de toelichting zwijgt over zijn achtergrond - schreef de City of Lincoln March (1991). Ook weer plezierige en melodieuze muziek met een vleugje Pomp and Circumstance. Nog een andere onbekende Engelse 'grootheid' op het lichtere vlak wordt hier gepresenteerd: Frederic Curzon (1899-1973). Deze componist was ondermeer hoofd van de afdeling lichte muziek bij de bekende uitgeverij Boosey and Hawkes. Vooral zijn talrijke suites zijn het aanhoren waard. Hoewel Curzon begon als componist voor de stomme film, is de Robin Hood-suite uit 1936 op zichzelf staand, al zou de muziek door het beeldende aspect ervan niet misstaan in de rol van filmmuziek. Het is frappant te horen hoe het karakter van deze suite gedeeltelijk (In Sherwood) overeenkomt met wat Korngold voor de Robin Hood film schreef. Curzons Suite bevat een mars, March of the Bowmen, die net als Goodwins mars duidelijk het een en ander van Elgar heeft geleend. De aanstekelijke vrolijkheid van dit soort muziek in combinatie met de zangerige melodieën noopt bijna tot marcheren. Het majestueuze karakter ervan is onmiskenbaar Engels.
Kortom, een CD waarop de gebaande wegen verlaten zijn, terwijl er voor dit soort onderhoudende en makkelijk toegankelijke muziek toch een markt moet zijn. Uitvoeringstechnisch is het niveau goed, al behoort het East of England Orchestra natuurlijk niet tot de top. Op de een of andere manier past echter de klank van dit orkest buitengewoon goed bij deze muziek en qua zuiverheid en accuratesse is er gewoon niets op aan te merken.
PRISKA FRANK