Wie zichzelf 'Tafelmusik' noemt vraagt toch een beetje om misverstanden. Want, dit is niet de naam van een Duits salonorkestje voor leuke achtergrondmuziek, noch een eetgroep voor musici (of een muziekgroep voor eters). Het betreft hier een notabene Canadees gezelschap dat zich sinds 1979 op historiserende ('authentieke') wijze bezighoudt met muziek uit de Barok en de Klassieke periode. Vanaf 1981 zit violiste Jeanne Lamon aan de eerste lessenaar - wat een geluk dat er in dit opzicht niet op historische juistheid wordt gelet; er zitten nogal wat vrouwen op die stoel tegenwoordig - en Bruno Weil dirigeert.
Tafelmusik is overigens een term, die al vanaf de zestiende eeuw in gebruik was om inderdaad muziek aan te duiden die bij maaltijden en feestelijkheden gespeeld werd. In de zeventiende eeuw gold de aanduiding vooral vocale stukken, polyfoon of met continuo (Telemann schreef drie sets van het eerste genre) of instrumentale suites. In de volgende eeuw was Tafelmusik min of meer het equivalent van licht en onderhoudend, een beetje als het divertimento.
Het ensemble Tafelmusik nam al een aantal CD's op met ondermeer Vivaldi's Vier Jaargetijden en werken van Mozart. Vorig jaar werd het Festival voor Oude Muziek in Utrecht bezocht, waar de pers zich over het algemeen (zij het niet unaniem) heel lovend over de concerten uitliet. Er wordt overigens gespeeld op a'= 430 Hz (10 Hz lager dan de officiële huidige praktijk) en de basis van de groep bestaat uit 16 musici. Voor het inmiddels gestarte Haydnproject met Sony, waarbinnen in elk geval alle 104 de symfonieën en enkele recent ontdekte stukken kerkmuziek (CD-premières!) worden opgenomen, zijn er meer musici aangetrokken, onder wie de Nederlandse hoornist Ab Koster. De musicologische en artistieke begeleiding van dit project is in handen van niemand minder dan de vooraanstaande H.C. Robbins Landon, die ook betrokken was bij de in 1991 door Philips uitgebrachte monsterserie met het totale oeuvre van Mozart.
Door zich met de Haydnsymfonieën bezig te gaan houden stort Tafelmusik zich wel meteen op een al royaal voorziene markt. Ook talloze andere authentiek-geöriënteerde ensembles hebben namelijk opnames van deze stukken gemaakt en vele zijn ook bezig aan de volledige 104. Roy Goodman werkt voor Hyperion met zijn Hanover Band aan een complete serie en Christopher Hogwood doet hetzelfde op L'Oiseau Lyre met The Academy of Ancient Music. Incidentele opnames zijn er dan nog van Conscentus Musicus Wien (Harnoncourt), The English Concert (Trevor Pinnock), The Amsterdam Baroque Orchestra (Ton Koopman), het Weens Barok Ensemble, La Petite Bande en the Orchestra of the Age of Enlightenment (beiden onder Sigiswald Kuijken). Keus genoeg dus, en de vraag is dan ook of deze serie op Vivarte van Sony daar iets wezenlijks aan toe kan voegen. Op basis van de eerste twee CD's met de symfonieën 41 tot en met 44 en 51 en 52 hieronder een oordeel.
Wat opvalt is een verschil in sfeer tussen beide CD's. In 41 tot 43 klinkt Tafelmusik rond en energiek; vooral het aandeel van de droge pauken in 41 doet even aan Brüggen en zijn Orkest van de Achttiende Eeuw denken. De andere CD met 44 en 51 + 52 klinkt wat korreliger en voor alle drie de symfonieën geldt eigenlijk dat in de snelle delen voortdurend onrust op de loer ligt. Hoewel er op zich niet zo'n bezwaar zou zijn tegen de (hoge) tempi, die Weil kiest, speelt de akoestiek toch mee bij dergelijke beslissingen. En ik heb het gevoel dat de vrij lange nagalm in het Centre in the Square in Kitchener, Ontario, bijdraagt aan die onrust als er veel noten in korte tijd klinken.
Ondanks het gebruik van (kopieën van) periode-instrumenten en een vrij kleine bezetting staat de klank van Tafelmusik niet verschikkelijk ver van een modern symfonieorkest. De balans is wel anders - beter dus - waardoor bijvoorbeeld zo'n enkele hobo goed boven de strijkersgroep uit is te horen. Maar een Hanover Band klinkt veel opener en losser, met meer spanning tussen de verschillende instrumenten. De kennismaking met Tafelmusik via CD geeft in eerste instantie een beeld van energiek spel vol dynamische constrasten en een nobele en toch lichtvoetige klank. Die indruk blijft ook bij herhaald luisteren bestaan, maar dan blijkt dat wervelende aspect hier en daar een kwestie van onbeheerst spelen te zijn (vandaar ook die onrust) en in sommige langzame delen (Adagio, nr. 44!) is die lichtvoetigheid gewoon misplaatst, terwijl de vereiste spanning en intensiteit dan ontbreken. Dat laatste ligt overigens gedeeltlijk aan de opname, die enigszins afstandelijk is. Een meer directe microfoonopstelling had ook de galmproblematiek misschien voor een deel kunnen ondervangen.
Alles bij elkaar brengt Tafelmusik toch wel boeiende uitvoeringen, waarvan ieder voor zich moet bepalen in hoeverre grenzen worden overschreden. Zo vind ik het Vivace in nr. 51 een beetje ruig uitgevallen, maar dat heeft zo zijn eigen charme. In dit deel zitten overigens ook wat vreemde bijgeluidjes, die trouwens niet echt storend zijn. Juist door het gebruik van periode-instrumenten (en de manier waarop daar tegenwoordig op gespeeld wordt) wordt voorkomen dat met name de strijkersgroep overdreven gepolijst, en daardoor minder interessant gaat klinken, zo ook bij Tafelmusik.
Van de individuele musici moeten hoornist Ab Koster - ik kan het ook niet helpen - en hoboïst John Abberger zeker apart genoemd worden. De hoorn soleert in zowel nr. 44 als nr. 51 prominent en wat daar gebracht wordt door Koster is van de hoogste kwaliteit. De hoboïst treedt zelden echt solistisch op de voorgrond, maar er is regelmatig te horen hoeveel aandacht hij besteedt aan vooral toonvorming en articulatie: heel fraai. Alles bij elkaar zou ik denken dat veel mensen die de huidige 'authentieke' praktijk nog niet van harte omhelsd hebben omdat die zo heel anders (en qua klank toch vaak als kaler ervaren wordt) klinkt dan 'we gewend waren', met Tafelmusik heel tevreden zouden kunnen zijn. Er wordt hier wel degelijk bewust met klankbalans en dergelijke omgegaan en deze vorm van musiceren is toch een veel intiemere dan die van het moderne symfonieorkest. Afgezien van de al genoemde afstandelijkheid laat de opname feitelijk niets te wensen over.
PRISKA FRANK