Joseph Haydn werd 77 jaar oud en dat was zeker in die tijd - hij leefde van 1732 tot 1809 - heel oud. Hij bereikte dus relatief vroeg (althans voor onze begrippen) een respectabele leeftijd en verwierf daarmee het koosnaampje 'papa'. Haydn was niet alleen min of meer de grondlegger van het strijkkwartet, maar ook op het gebied van de symfonieën liet hij zich niet onbetuigd: hij schreef er maar liefst 104.
Op de een of andere manier vormt juist dit grote aantal een uitdaging voor uitvoerders om ze ook alle 104 integraal op te nemen. Alweer heel wat jaren terug deed Antal Dorati dat met zijn Filharmonica Hungarica. Deze vertolkingen zijn nog steeds zeer het aanhoren waard en werden niet zo lang geleden op CD heruitgebracht. Ook Roy Goodman is nu bezig met het volledig opnemen van alle Haydn- symfonieën - hij is overigens kennelijk iemand met een voorliefde voor complete reeksen: alle symfonieën van Beethoven, Schubert en Weber nam hij al op. Goodman is sinds 1986 chef-dirigent van de Hanover Band, met wie hij ook al die symfonieën opnam/opneemt. Dit op authentieke instrumenten spelende orkest, iets lager op A'=430Hz gestemd, specialiseert zich in muziek uit de zogenaamde Hanoveriaanse periode, 1714-1830, waarbinnen Haydns muziek dus helemaal valt.
De hier te bespreken CD uit de serie is als tiende uitgebracht, maar bevat vroege werken, namelijk de nummers 9 tot en met 12. Haydns nummering is overigens niet chronologisch; zo zijn de numers 10 en 11 eerder gecomponeerd dan nummer 9. Hoewel dit zeker geen jeugdwerken zijn - Haydn was achterin de twintig toen hij ze schreef - en de inventiviteit van (veel) latere symfnoieën nog ver te zoeken is, horen we zeker in de benadering van Goodman in de snelle delen een jeugdige vitaliteit. Uitgaande van de toen gangbare praktijk koos de dirigent ervoor om tot en met nummer 92 de symfonieën als een echte Maestro di Capella vanaf het hoorbaar min of meer in het midden opgestelde clavecimbel te leiden. Dat instrument is dus ook vrij geprononceerd aanwezig in de muziek, waarvan het mede de kleur en de impuls bepaalt. Die impuls is kennelijk iets waar Goodman veel waarde aan hecht.
Drie van de vier hier gespeelde werken bestaan uit drie delen: snel - langzaam - snel (Allegro - Andante - Presto, een enkele uitzondering daargelaten). Die snelle hoekdelen hebben hier een onstuimige vaart gekregen. In eerste instantie doet dat de luisteraar zijn/haar oren spitsen: 'ha, hier wordt lekker pittig gemusiceerd!' Maar na een paar minuten al slaat de onrust toe: toch wel wat overdreven al die activiteit... Wie niet al een optimistische bui had, zal zich waarschijnlijk al gauw ergeren aan deze lawaai-papegaai-benadering. Het nerveuze getik van het clavecimbel, de soms brutaal schetterende hoorns, de wat rasperige strijkersklank, eigenlijk is het ongelooflijk dat zo'n betrekkelijk klein ensemble dat allemaal voortbrengt. Het effect van overdrijving wordt nog enigszins versterkt door het beperkte aantal dynamische gradaties: tussen heel hard en heel zacht zit maar weinig. Daarnaast knallen veel openingen van delen eruit als een renpaard dat van start gaat.
Uiteraard zit er ook nog een andere kant aan dit verhaal; ook in die snelle delen zitten rustpunten, zoals in dat prachtige dansante laatste deel van nummer 9 met een schitterend hobo-aandeel. Verder zijn er natuurlijk de rustige middendelen - zelfs Adagio in het geval van nummer 12 - om op adem te komen. Ook daarbij echter een aantal kanttekeningen. In zijn toelichting schrijft Goodman dat hij ook de tempi nader heeft bestudeerd; met name de langzame delen worden volgens hem vaak té langzaam gespeeld.Het klinkende resultaat van deze bestudering doet echter verlangen naar een (nog) hoger tempo. Over het algemeen horen we hier wat bleke en brave delen met weinig kleuring - wel fraaie warme fluiten (traversi) in nummer 9 - en een zekere voorspelbaarheid. Natuurlijk moeten we dit gedeeltelijk op het conto van Haydn zelf schrijven, maar voor mijn gevoel is er meer van te maken. Desnoods met meer snelheid, want ik wil toch wel vraagtekens zetten bij de duur van de langzame delen. In nummer 12 bijvoorbeeld (overigens Haydns kortste symfonie): Allegro 4'36", Adagio 10'44" (!), Finale: Presto 3'32".
Anders van opzet dan de overige drie symfonieën op deze CD is nummer 11 met een op de Sonata da Chiesa (kerksonate) gebaseerde vorm. Van de vier is het eerste deel langzaam, op de plaats van het langzaame deel - hier derde - treffen we nu een Minuet aan. Het openings-Adagio klinkt niet erg cantabile, mist spanning. Ook hier weer een explosieve start van het daarop volgende Allegro. Het Minuet is tenslotte een dansvorm (met wals-achtig ritme), maar Goodmans zware accenten suggereren hier op zijn best een wat harkerige klompendans. Het Trio van dit deel klinkt bijna bedeesd, waarna het spel in de Finale gewoon enthousiast is.
Over het algemeen speelt de Hanover Band accuraat, maar ik zou de klank zelden warm willen noemen. Met de zuiverheid en homogeniteit zit het meestal wel goed, maar de opname rekt het orkest nogal in de breedte. Plaatsing van met name de blazers is heel nauwkeurig, de akoestiek weinig opvallend, dus goed. Dat Goodman hier op de bres staat voor Haydn, lijdt geen twijfel. Zijn clavecimbelgebruik is zondermeer te verdedigen - al zou ik het persoonlijk iets minder duidelijk willen horen - evenals zijn tempokeuzes. Ook voor wie het er niet (helemaal) mee eens is, kan een interpretatie als deze verfrissend werken. Trouwens, wie draait er nou vier Haydn-symfonieën achter elkaar?
PRISKA FRANK