Georges Enesco: authentiek romanticus


De uitvoeringspraktijk van de klassieke muziek wordt in zekere mate beïnvloed door een vorm van moraal. Er zijn vrijheden die men zich kan veroorloven, maar er zijn andere die "niet smaakvol" zijn, die "bombastisch" of "pathetisch" gevonden worden. De moraal die als meetlat langs de interpretaties wordt neergelegd, verandert in de loop der jaren.

Als één fenomeen dat bewezen heeft, dan is het de authentieke uitvoeringsfilosofie. Die heeft als een beeldenstorm in de verstofte heilige huisjes van de gevestigde orde gewoed. De vertegenwoordigers van de authentieke religie zijn moralisten van het zuiverste water, die, als ze een modern orkest en een Steinway- vleugel Mozart horen verklanken, praten over de "beperkte mogelijkheden" van zo'n ensemble. Gemakshalve schuiven ze twee eeuwen van toegewijde instrumentenbouw van tafel en daarmee de beschaving waaruit hun eigen persoontje is voortgekomen. De authentiekelingen vormen natuurlijk een extreme kaste.

Er zijn ook "zondes" tegen de klassieke muziek die door de grootste gemene deler van de liefhebbers als ongewenst wordt beschouwd. Een musicus die zich onderdompelt in gevoel en overspannen lyriek wordt ontmaskerd als kitsch-kunstenaar en vindt een aandachtig oor bij een Tros- publiek. Niemand die zichzelf smaak toedicht zal genade schenken aan, naar de letter genomen, romantische pianisten als Laurens van Rooyen, Richard Clayderman en Jan Vayne. Ooit was dit uitsluitend spelen op het gemoed oprecht en authentiek, maar nu is het kitsch, en dat niet alleen: het is misdadig, in de ogen van de muziekliefhebber met oog voor moraal. De tijd van de "authentieke romantici" ligt nog net genoeg nabij om ons ervan getuige te doen zijn middels historische opnames.

Het jonge CD-label Biddulph Recordings beijvert zich in het restaureren van zulke opnames en liet al van zich spreken met een CD, gewijd aan Alfred Cortot (eerder behandeld in MUZE020HTMXT). Cortot geeft ons zo'n typerend voorbeeld van muziek maken, zoals het nu "eigenlijk niet meer kan": met het nodige pathos, een aanzienlijke vrijheid van expressie en zeker ook de nodige fouten. Toch kan men niet om zijn spel heen. Het is dwingend, spontaan en getuigt van een groot speelgenot. Cortot wil verleiden, zeker, maar hij verleidt ook zichzelf. En daarin verschilt hij van een handige jongen als Jan Vayne, de eerste robot met lang haar.

Biddulph vestigt nu de aandacht op de Roemeense violist, pianist en componist Georges Enesco. Enesco was, net als Cortot, een unieke muzikale persoonlijkheid: grillig, vrijmoedig, maar met hart voor de muziek als medium van menselijke emoties. Hij beschouwde zichzelf op de eerste plaats als componist en liet van zich horen in werken die nog altijd niet hun terechte erkenning lijken te hebben gekregen. Op de nieuwe CD staat zijn derde vioolsonate, gespeeld door Yehudi en Hephzibah Menuhin. Het is zwoele, soms sprookjesachtige muziek, met de harmonieën die we terugvinden in muziek van Bartok, maar ook met de sensibele kleuring van de Franse impressionisten.

Het grootste deel van de CD is gewijd aan Enesco als violist. In het begeleidend tekstboekje staat vermeld dat Enesco de opnamestudio meed, omdat hij liever speelde voor een publiek. Het werk op deze CD is dan ook alles wat hij, althans voor Columbia, ooit opnam. De opnames vallen in feite uiteen in een gedeelte barok, een aantal voordrachtstukken van romantischere signatuur en de bijdrage van de Menuhins in de eerder genoemde derde sonate. In "La Folia" van Corelli en de vierde sonate in D van Händel wordt Enesco begeleid door een pianist (Sanford Schlüssel). Ook dat is een verschijnsel dat nu al bijna niet meer "mag", en begeleiden in de stijl van Horowitz (als die ooit begeleid heeft), zoals deze man dat doet, is natuurlijk helemaal uit den boze. Toch klinkt het overtuigend, zeker omdat solist en begeleider elkaar vinden in een naadloze aansluiting. Voor mij is dit eerste hoofdstuk van de CD meteen het hoogtepunt. Enesco produceert hier een volle klank, met een prachtige intonatie en een groot repertoire aan kleurnuances.

Als ik een link moet leggen naar een hedendaagse virtuoos op de viool, dan is dat Kyung Wha Chung. Ook zij gebruikt het instrument als middel tot een doel, ook zij stijgt in een maximale zeggingskracht boven de techniek en het materiaal uit. Beiden produceren een warme toon, beiden hebben bovendien zo'n greep op de muzikale structuur, dat je als luisteraar een prachtig verteld verhaal hoort, veel meer dan alleen een stukje muziek. In de korte voordrachtstukken die daarna volgen, ligt het accent veel meer op de technische verdiensten van Enesco. De stukken van Pugnani en Chausson bieden nog de meeste inhoud. Vooral het "Poème" van Chausson is prachtig van sfeer en opbouw. Enesco speelt met autoriteit en met gevoel voor poëzie en mysterie. In de hoge passages blijft hij volstrekt zuiver en verslapt geen moment in intensiteit.

De bewerkingen van muziek van Beethoven, Wagner en D'Ambrosio, zijn, evenals de twee stukken van Kreisler die er verder op staan, kunstige niemendalletjes, waarin Enesco nu eens sier maakt als salonmuzikant, dan weer excelleert als een reïncarnatie van de vioolduivel Paganini. Persoonlijk spreekt het mij minder aan dan het voorgaande. De opnames kraken bovendien heviger dan bij Corelli en Händel, mogelijk omdat de opnames vijf jaar verschillen (Corelli/Händel: 1929, de rest 1924), of vanwege een minder goede maitrix.

De vertolking van de derde vioolsonate van Enesco door Yehudi en Hephzibah Menuhin is goed, maar heeft mijns inziens als historische opname minder, of een heel andere waarde. Hoewel de foto in het tekstboekje doet vermoeden dat de opname tot stand kwam onder het toeziend oog van de meester zelf, is de vertolking eigenlijk uitsluitend interessant voor Menuhin-minnaars. Yehudi Menuhin speelt hier niet met zo'n autoriteit dat het deze interpretatie tot standaard zou verheffen. Het is weliswaar topklasse, maar voor degene die Enesco's muziek willen hebben, zijn er best moderne opnames beschikbaar zijn die het kunnen opnemen tegen Menuhin. Gewaardeerd echter als historisch document van een jong genie, blijft de uitvoering wel recht overeind en had de CD beter onder de noemers Enesco èn Menuhin kunnen worden gepresenteerd.

Het tekstboekje vermeldt helaas weinig over de gespeelde werken, maar geeft wel een aardige analyse van Enesco's muzikale identiteit, waarin Roemeens temperament, Weense eruditie en Franse sensualiteit verenigd waren. Zijn spel beschrijft het boekje als een unieke combinatie van verfijning en vrijheid. De musici van vandaag bezitten genoeg van het eerste, maar smachten hopeloos naar het laatste. Vrijheid, echte artistieke vrijheid is met de huidige concurrentieslag een schaars goed geworden. Moge Georges Enesco voor jonge violisten via deze CD nog lang een authentieke bron van inspiratie zijn.

PAUL VAN DEN BELT


©St. NoPapers

Terug naar overzicht