Wie interesse heeft in culinaire aangelegenheden is de naam Rossini vast wel eens tegengekomen. Deze negentiende-eeuwse Italiaanse componist maakte vooral op latere leeftijd naam als lekkerbek. Er zijn allerlei gerechten naar hem benoemd: slasaus, gevulde macaroni, schotels met ganzelever of truffels. Allemaal lievelingskostjes van een man, die al op zeer jeugdige leeftijd begon met het schrijven van muziek, maar zich vervolgens op het hoogtepunt van zijn (vooral opera)carrière terugtrok, om zo nu en dan zelfs geheel uit het beeld te verdwijnen. De redenen hierachter zijn nog steeds niet onthuld. Vast staat dat Rossini bij zijn dood rijk was: hij liet maar liefst 2,5 miljoen francs na!
Gioacchino Rossini had muzikale ouders, maar hij was zelf amper aan de muziekstudie begonnen toen hij als 12-jarige 6 sonates voor strijkkwartet schreef. Op dat moment logeerde hij bij amateur-bassist Agostini Triossi en zo werd de bezetting niet de gebruikelijke met twee violen, altviool en cello, maar werd de cello vervangen door een contrabas. Het resultaat is op zijn minst ongebruikelijk, soms ook gewoon komisch omdat we van zo'n laag en log instrument niet de capriolen en melodieuze lijnen gewend zijn, die Rossini ervoor schreef. Het effect is vergelijkbaar met het onderdeel 'Olifanten' van Saint-Saëns' Carnaval des animaux, waarin contrabas en humor elkaar ook de hand reiken.
Gevoel voor humor is in veel van Rossini's werken terug te vinden. Behalve talloze komische opera's van zijn hand - waarvan de Barbier van Sevilla veruit de bekendste is - is er bijvoorbeeld het Kattenduet, met uitsluitend gemiauw (door 2 zangeressen en piano) als tekst. Dat Kattenduet is trouwens één van zijn 'Péchés de Vieillesse (zonden van de oude dag), die hij voor eigen en salongebruik schreef nadat hij zich in 1829 uit de openbaarheid had teruggetrokken. Hij wilde niet dat deze gepubliceerd werden; pas vanaf 1950 is men begonnen met de ruim 150 stukken, waaronder veel parodieën, uit te geven. In 1864 schreef Rossini nog de Petite Messe Solennelle voor 12 stemmen, twee piano's en harmonium, die eigenlijk noch klein noch plechtig is, maar wel een meesterwerkje met opnieuw (bijna) komisch gebruik van het harmonium. De componist overleed in 1868 in Parijs.
Rossini's tweehonderdste geboortedag
Dit jaar is het twee eeuwen geleden dat Rossini werd geboren. Anders
dan vorig jaar Mozart komt Rossini er bekaaid af waar het extra aandacht
betreft, en dat terwijl hij al zo vroeg (vroeger dan Mozart eigenlijk!)
volwassen werken schreef in de vorm van de strijksonates. De zes Sonates
a quattro horen we tegenwoordig in de concertzaal en op de plaat (CD) meestal
meervoudig bezet, dus voor strijkorkest. Reden hiervan is ongetwijfeld
de aantrekkingskracht van de muziek, want de virtuositeit ervan maakt het
spelen met meer dan vier musici niet echt eenvoudig.
Vier leden van het Orchestra of the Age of Enlightenment zijn echter voor deze opname bij elkaar gekomen om de sonates in hun originele versie te spelen. Het gaat hier dus om een 'authentieke' uitvoering en daarom is het des te betreurenswaardiger dat de klank van met name de beide violen deze vrolijke muziek geen dienst bewijst. Ik dacht dat we het tijdperk voorbij waren, waarin authentiek en scherp en schel synoniemen waren, maar deze opname zet wat dat betreft helaas de klok een stuk terug. Telkens weer zijn de dunne, hoge toon en de scherpe randjes een doorn in het oor. Gelukkig laat deze speelse muziek zich niet zo snel vermoorden, maar Elizabeth Wallfisch en Marschall Marcus lijken daar voortdurend pogingen toe te ondernemen.
Hoe heerlijk zijn dan de volle warme klanken van cello en contrabas, bespeeld door Richard Tunnicliffe en Chi-Chi Nwanoku. Zij zorgen voor een stevig fundament en schijnen Rossini's knipoog veel meer op te merken (of althans hoorbaar te kunnen maken) dan de twee violisten.
Strijksonates met humor
De zes stukken, die een hele volle CD met ruim vijf kwartier muziek
vullen, worden enthousiast en vol geestdrift gespeeld, waarbij het dansante
karakter van met name de snelle hoekdelen plezierig naar voren komt. De
al genoemde virtuositeit heeft tot gevolg dat de muziek plaatselijk, ook
als het tempo niet heel vreselijk hoog ligt, toch gehaast klinkt. Hier
en daar een nootje laten vallen of niet zuiver treffen is in zo'n geval
niet zo erg, maar het moet wel beheerst blijven.
Het kan soms (veel) verfijnder, vooral bij de violen. De musici gaan zich hier niet te buiten aan diepe interpretaties en dat is maar goed ook, want ondanks alle vindingrijkheid in de muziek gaat het hier voornamelijk om luchtig amusement. Dat dit geenszins oppervlakkig hoeft te zijn, bewijst deze uitvoering vol vrolijkheid. De twee laatste sonates komen er het beste af, zowel qua techniek als qua muzikaliteit. Zo'n Andante assai (middendeel nr. 6) klinkt warm en sonoor en in het laatste deel, 'Tempesta', wordt lekker vurig uitgepakt met overrompelende gevolgen.
De opname plaatst het ensemble in een vrij kleine ruimte, waarin bovendien de eerste viool rechts schijnt te zitten. De totaalindruk is er een van teveel en vooral te direct hoog tegenover een verzadigd laag. Het initiatief voor deze opname is heel loffelijk, de uitvoering ervan had misschien iets oor-vriendelijker gekund.
PRISKA FRANK