De Italiaanse componist Giuseppe Tartini (1692-1770) is nu vooral bekend vanwege de talrijke werken voor viool van zijn hand. De 'Duivelstriller'-sonate is daar de bekendste van. Over vooral het begin van zijn leven als met name violist is weinig bekend.
Er bestaat slechts één manuscript met wat informatie, maar dat werd pas samengesteld bij Tartini's overlijden. Originele documentatie van vóór 1721 is er nauwelijks. Wel is bekend dat Giuseppe, vierde kind van een ambtenaar in Pirano, voor het kloosterleven was bestemd. Onbekend is hoe hij tenslotte - tegen de wens van zijn ouders - in zijn vioolcarrière terecht kwam. Nog gebonden aan de kerk verscheen zijn naam in 1709 als rechtenstudent in Padua, waar hij echter een grotere bekendheid genoot als behendig sabelvechter. Een jaar later haalde hij zich helemaal de woede van de kerk op de hals door te trouwen. Het is mogelijk dat hij vervolgens in de periode tot 1714 muziek heeft gestudeerd, terwijl hij zich in een klooster in Assisi schuil hield voor de boosheid van kardinaal Giogio Cornaro. In elk geval werkte hij daarna als violist in de operaorkesten van Assisi en Ancona.
Hij ontdekte tijdens het spelen van tweeklanken ook de zogenaamde verschiltonen, die een belangrijke rol gingen spelen in zijn akoestische theorieën. In 1715 vergaten de kerkautoriteiten hem, maar al heel snel valt er weer een gat in de biografie tot hij in 1720 in Venetië opduikt. Het volgende jaar was zijn dan al aanzienlijke reputatie als violist genoeg voor ongewoon gunstige voorwaarden in zijn contract als eerste violist in Padua bij de St. Anton Basiliek. Tot 1740 trad hij ook zeer regelmatig elders als solist op. Na een niet nader bekende armblessure verminderde dit drastisch.
Composities
Van Tartini's compositieactiviteiten is vrijwel niets bekend; zelfs
van de Duivelstriller-sonate is geen handschrift van de componist zelf.
Ook verder is weinig origineels over, zodat bijvoorbeeld de chronologie
nog steeds grotendeels duister is. Behalve een aantal trio-sonates en soloconcerten
voor andere instrumenten dan de viool, moeten er zo'n 200 vioolsonates
en ongeveer evenveel vioolconcerten zijn geweest. In beide laatste genres
zijn er circa 135 overgeleverd.
Tartini's muziek vormt een soort overgang tussen Vivaldi - echt barok - en Paganini met zijn romantische virtuositeit. Bij Tartini vinden we meer persoonlijkheid en minder vuurwerk. Al omstreeks 1728 richtte de violist/componist zijn vioolschool op: uit alle hoeken van Europa kwamen daar violisten op af. Van Tartini's hand verscheen ook een instructieboek, dat tevens algemene muziektheoretische zaken behandelt en waaruit Leopold Mozart (de vader van Wolfgang) reikelijk putte voor zijn eigen viooltractaat.
Gezien de enorme hoeveelheid werken voor viool van Tartini is het vrij onbegrijpelijk, dat daarvan nog zo weinig op CD is verschenen. Van de sonates zijn er enige tientallen beschikbaar, maar van de 135 concerten zijn er slechts twee (!) opgenomen. Wat dat betreft is deze Hungaroton-uitgave dus een echte aanwinst: vijf concerten voor het eerst op CD vastgelegd ter gelegenheid van de driehonderste geboortedag van de componist.
Hungaroton was heel lang het Hongaarse enige staatslabel met een monopoliefunctie. Muziek is in dit land belangrijk en ook in moeilijke tijden werd voor 'aanvoer' gezorgd. Ik herinner me, dat al heel wat jaren terug de muziekwinkel in Boedapest een van de weinige was waar zelfs van overvloed sprake was. De (toen nog) Hungaroton- LP's kostten omgerekend nog geen acht gulden. Het label heeft in ieder geval talloze Hongaarse musici aan een opstapje geholpen.
Inmiddels zijn de tijden ook in Oost-Europa veranderd en is er voor Nederland een samenwerkingsverband met Sound Products. Het ensemble op deze Tartini-CD is al niet eens meer Hongaars, maar de solist is dat van oorsprong wel. En ook een van de vier talen in het tekstboekje is Hongaars. Daar kunnen Nederlandse collega's nog een puntje aan zuigen, want het gros meent nog steeds dat er geen behoefte is aan toelichtingen in het Nederlands.
Op deze CD dus vijf concertjes; steeds drie delen op Vivaldiaanse leest snel-langzaam-snel. Behalve de bezetting van strijkorkest met clavecimbel en solo-viool houdt de vergelijking daar vrijwel op. Hoewel Tartini's muziek onmiskenbaar Italiaans is, zit er meer originalteit in dan bij Vivaldi, minder opgefokt en acrobatenwerk ook, maar wel heel spontaan.
André Gertler speelt over het algemeen precies en zonder haast. Veel van de langzame delen munten uit door gevoeligheid en verstilling, een grote beheersing qua verschillen in dynamiek (zacht en nog zachter) zonder ooit in romantisch gezwijmel te vervallen. Het is eerlijk spel, dat blijft boeien ondanks het feit dat het niet echt sprankelend te noemen is. Maar ik geloof dat de opname daar voor een groot gedeelte debet aan is. Het Zurichs Kamerorkest mist namelijk eveneens de glans, die men bij zo'n relatief klein ensemble zou verwachten. Op de gehele CD klinkt vrij weinig hoog en is de ruimte niet royaal, hoewel de balans onderling weer wel goed is. Dat de muziek ondanks deze matige opnamekwaliteit van begin tot eind de aandacht vast blijft houden, is een grote verdienste van zowel de solist als ook van het steeds goed begeleidende orkest. En dat Tartini ten onrechte in Vivaldi's schaduw is gebleven kunnen we hier eveneens horen. Je zou toch verwachten dat zo'n jubileumjaar meer zou opleveren. Wie weet, het jaar is tenslotte nog niet om, en intussen zijn deze concertjes een goed begin.
Priska Frank