De lezer tot wie het nog niet is doorgedrongen dat 1994 Mondriaanjaar is, houdt zich waarschijnlijk verre van de media, kranten, tijdschriften, radio, televisie. Het jaar loopt natuurlijk al sinds 1 januari en bijvoorbeeld in Domburg en Middelburg zijn er al enige tijd speciale exposities met werk van Mondriaan te zien. Toch is op de valreep de aandacht op de schilder, die een halve eeuw geleden overleed, fors geïntensiveerd. Dat gebeurt allemaal met als speerpunt dé Mondriaantentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum, open sinds 18 december en lopende tot en met 30 april 1995. Deze tentoonstelling van internationale allure zal vervolgens te zien zijn in Washington (4 juni tot en met 4 september) en New York (1 oktober tot en met 23 januari 1996).
Een klein onderdeel van de recente lawine Mondriana vormt het concert Muziek voor Mondriaan, dat het Nederlands Kamerkoor en de Ebony Band hebben gegeven. Het idee leek zo aardig: programmeer aan de vooravond van de opening van de Haagse expositie een aantal stukken die verband houden met Mondriaan. Verleen tevens een compositieopdracht voor een werk van deze kunstenaar. Aldus geschiedde. De Amerikaanse componist, en tevens voor deze gelegenheid dirigent van beide ensembles, Gunther Schuller kreeg een opdracht van de Eduard van Beinum Stichting. Hij baseerde zich op het Amerikaanse oeuvre van Mondriaan, zoals Broadway Boogie-Woogie, en maakte gebruik van teksten van de schilder zelf. Mondriaan was een liefhebber van dansen, het uitgaansleven en niet te vergeten jazz. Schuller is auteur van verschillende boeken over jazz en schreef eerder op schilderijen gebaseerde muziek, Seven Studies on themes of Paul Klee. Dat zit wel goed, zou je zeggen. En inderdaad zat het muzikaal goed, compleet met die jazz, al zou je de combinatie van het 'moderne' idioom met een heuse boogie-woogie toch wat ver gezocht kunnen vinden. Direct verband tussen de verschillende stijlen is er niet. Er is eerder sprake van een intermezzo in de vorm van een soort mini-jam session waarbij eerst de trompettist en vervolgens de saxofonist zich even mag uitleven. Het publiek was meteen bereid na die soli ook te applaudisseren, zoals in dit genre gebruikelijk is. Vervolgens nam hoboïst Werner Herbers het estafettestokje over met een duizelingwekkend hoge solo die eindigde in de a, waarmee het stuk, Mondrian's Visions, ook bijna ongemerkt vanuit het stemmen was begonnen. Ook nu werd die toon overgenomen door het koor, om vervolgens de slottoon te blijken. Voorafgaand aan dat swingende gedeelte en na krachttermen van het slagwerk als zweep- en hamerslagen en toeters à la An American in Paris had het koor een tekst over evenwicht te berde gebracht. 'Evenwicht staat gelijk aan harmonie, sensualiteit en spiritualiteit.' Schuller voelde zich kennelijk niet echt geroepen met name de laatste twee kwaliteiten in muziek om te zetten. Een beetje een gemiste kans. Wat niet wegneemt dat Nederlands Kamerkoor en Ebony Band een kleurrijke vertolking van dit stuk gaven. Men kan zich wel afvragen in hoeverre zo'n stuk nou werkelijk iets met Mondriaan te maken heeft: de tekst is immers niet alles.
Planning
Wat minder goed zat, was de planning van het project. Aanvankelijk
was de opening in Den Haag voorzien op 15, 16 of 17 december, afhankelijk
van de beschikbaarheid van de koningin. Onder druk van de Anton Philipszaal,
waar de première gehouden zou worden, werd als definitieve concertdatum
16 december gekozen. Niet lang daarna bleek de officiële opening pas
een dag later plaats te vinden, maar de Stichting Mondriaan 1994 deed de
toezegging toch 500 kaarten te zullen afnemen, broodnodig ter dekking van
de kosten van dit project. Pas vrij kort voor het concert bleek dat die
toezegging niet nagekomen kon worden: het concert in Den Haag werd afgelast.
Op 17 december vond in Amersfoort, waar Mondriaan tenslotte geboren werd,
de première plaats, zij het onder de noemer 'try-out'. Een dag later
was namelijk de 'echte' première in de Amsterdamse Beurs van Berlage.
Op deze lokatie is tot en met 5 februari overigens ook een reconstructie
van Mondriaans Parijse atelier te zien. Op 20 december, ten slotte, ging
het concert in Het Utrechtse Vredenburg voor de laatste maal.
Wat moet men zich eigenlijk voorstellen van muziek die onder de vlag 'voor Mondriaan' wordt uitgevoerd. Gaat het richting Moessorgski's Schilderijententoonstelling, of moeten we denken aan de combinatie van iets visueels in de trant van Skrjabins muziek met lichtorgel? Of misschien heeft de schilder zich wel met de min of meer 'Gesamtkunstwerke' à la Les Ballets Russes in Parijs beziggehouden. Vooraanstaande kunstenaars op allerlei gebied werkten immers ook in de tijd dat de Nederlandse schilder zich in de Franse hoofdstad ophield, samen aan dergelijke produkties. Muziek van Debussy, Ravel, Satie en Stravinski bijvoorbeeld met kostuums en decors van Picasso, Léger, Bakst, dansers als de befaamde Nijinski, Fokine, Anna Pavlova. Of zijn het meer impressies, associaties van de werken of zelfs alleen maar de kleuren: een intuïtief portret van de meester? Het al genoemde Parijse atelier ontlokte overigens aan de Zwitserse architect Alfred Roth een wel degelijk muzikale uitspraak: 'De ruimte... boeide me onmiddellijk en zodanig dat ik sprakeloos was... Het klonk van alle kanten als sublieme muziek, zuiver en helder als de muziek van Bach..'
Werkelijkheid
Bach hebben we niet gehoord tijdens het concert, maar de overige
muziek werd in ieder geval geschreven door Mondriaans tijdgenoten, die
hem al dan niet persoonlijk hebben gekend. Op een onderbreking door de
Eerste Wereldoorlog na heeft Mondriaan zich sinds 1912 niet meer in Nederland
opgehouden. Begonnen werd met drie van de (negen) Proeven van Stijlkunst
van Jacob van Domselaer (1890-1960) voor piano, die Bart Visman (met een
bijdrage van NOG Verzekeringen) bewerkte voor instrumentaal ensemble. Merkwaardig
statische en vrij beperkte muziek. Met name nr. VII vol schelle dissonanten
en opgestapelde toonladders vond Schuller zo ongewoon dat hij het stuk
meteen biseerde. Van Domselaer en Mondriaan hadden trouwens een zelfs zeer
intensief contact met talloze gesprekken over de raakvlakken tussen muziek
en schilderkunst. Mondriaan zorgde voor Domselaers onderdak tijdens diens
korte verblijf in Parijs en andersom verbleef Mondriaan tijdens de oorlog
bij de familie Van Domselaer. In de Stijlproeven (niet voor niets zo genoemd
met een verwijzing naar de groep en het tijdschrift waar Mondriaan enige
tijd bij aangesloten was) ging het, evenals in Mondriaans werk om 'het
bereiken van de essentie van de werkelijkheid'. Zelf had ik liever het
volgende stuk, De Roep van Daniel Ruyneman (1896-1963), nog een keer gehoord.
De vijf zangers zonder begeleiding hadden geen tekst, maar zongen dit 'kleurengamma
voor gemengde stemmen' werkelijk prachtig helder en bijna breekbaar. Het
geheel straalde een ongelooflijke rust en tegelijkertijd ook spanning uit.
Ruyneman kende Mondriaan eveneens persoonlijk in Parijs. Hun ideeën
over het principe van de 'dynamische gelijkwaardigheid van tegenstellingen'
kwamen overeen.
Geestverwanten
Van Josef Matthias Hauer (1883-1959) stond Wandlungen op het programma.
Deze componist hanteerde in feite als eerste theoretisch onderbouwd het
twaalftoonssysteem. Verder publiceerde hij over verschillende onderwerpen.
In Vom Wesen des Musikalischen licht hij onder meer zijn theorie over de
analogie tussen de non-figuratieve schilderkunst en de athematische muziek
toe. Ook gaat hij in op de relaties tussen kleur en toonhoogte. Hauer en
Mondriaan hadden in dit opzicht ideeën van gelijke strekking. De muziek
van Wandlungen klinkt gedeeltelijk nogal zweverig, voor zijn datering 1928
(en niet 1982 zoals abusievelijk in het programmaboekje stond vermeld!)
misschien zelfs aan de ouderwetse kant. Het slagwerk leidt een beetje een
eigen leven met eigen climaxen, waardoor een nogal complexe structuur ontstaat.
Voor de vijf vocale solisten is dit stuk soms behoorlijk ondankbaar door
de weinig stemvriendelijke instrumentatie. Intrigerende, zij het lang niet
altijd echt mooie muziek met een enkele verrassende wending, andermaal
prachtig uitgevoerd. Opnieuw een cirkelvorm doordat de paukenroffel van
het begin weer het slot vormt.
Spreekkoor
Wladimir Vogel (1896-1984) schreef in 1954 Arpiade voor sopraansolo,
koor en orkest. Dit laatste moet met een korreltje zout worden genomen,
want meer dan een piano, altviool, cello, fluit en klarinet heb ik toch
niet op het podium kunnen ontwaren. Vogel werd in eerste instantie beïnvloed
door Skrjabin en onderhield na zijn vertrek uit Moskou onder anderen contact
met de beeldende-kunstbeweging Novembergruppe. In de loop der tijd werd
het spreekkoor een zelfstandig element in Vogels muziek. Zo ook in Arpiade
op teksten van (onder meer) surrealist Jean Arp. Acht van die teksten zijn
gebruikt en worden om en om door alleen spreekkoor of juist sopraan en
instrumenten vertolkt. De spreekkoren zijn ritmisch fel en vaak speels,
verklanken letterlijk de tekst, zij het zelden op een voorspelbare manier.
Heel leuk om te beluisteren, ook als men de tekst geheel aan zich voorbij
laat gaan. Dat wil niet zeggen dat die niet te volgen was, want ondanks
een fractie logheid in het Frans bereikten de zangers juist een opvallende
helderheid. Datzelfde gold voor sopraan Tannie Willemstijn, die haar aandeel
buitengewoon expressief en levendig vertolkte. Een stuk, dat ik graag nog
eens op een ander concert zou terughoren. En dan bedoel ik niet de radio-opname
die de NOS van dit concert maakte voor uitzending op een nader te bepalen
datum. Gunther Schuller (geb. in 1925), op sloffen moeilijk ter been en
grotendeels zittend dirigerend, leidde dit concert in grote bescheidenheid
met strakke hand. Beide ensembles gedijden voortreffelijk onder dit regime.
Met name het werk van Hauer vraagt ook technisch nogal het een en ander
(en een enkele keer verdween er wel eens iets onder tafel), maar de uitvoerenden
lieten maar weer eens horen dat het het Nederlandse muziekminnende publiek
zou sieren zich eens wat chauvinistischer op te stellen. Waarvan acte.
PRISKA FRANK