Op de Franse tv-zender TV Cinq wordt af en toe een programma uitgezonden waarin kinderen voor een groot publiek klassieke muziek spelen. Het niveau ligt soms verrassend hoog, en het publiek, onder wie ook altijd de ouders van het spelend grut, juicht om de verrichting op het podium. Mij bekruipt altijd een mengeling van afgrijzen en respect als ik deze veredelde kinderarbeid zie. Zullen de ouders van die kinderen er niet vaak een ijzeren tucht op na houden? Of wordt de kinderen vijf zakken drop beloofd als ze vóór hun tv-debuut die Beethoven-sonate of die Rachmaninoff-prelude uit hun hoofd kennen? Maar ook denk ik: wat een geweldige stimulans gaat er uit van zo'n programma!
Kinderen vinden al dat applaus natuurlijk prachtig en zullen het graag verdienen door veel te oefenen. Het zal nog wel wat jaren duren voordat de Hennie-Huisman- sfeer op de Hollandse buis plaatst maakt voor zo'n beschaafd alternatief. Hopelijk is Hans Zoet, ooit presentator van het voortreffelijke programma "Fuer Elise" in de jaren '80, dan nog niet de pensioengerechtigde leeftijd genaderd.
Hélène Grimaud
Een en ander schoot me te binnen, toen ik de nieuwe CD van de 23-jarige
pianiste Hélène Grimaud hoorde, een groot talent uit Frankrijk,
dat op 15-jarige leeftijd debuteerde op het label Denon, bij wie ze nu
haar vierde produktie aflevert (op eerdere CD's speelde zij werk van Rachmaninoff,
Chopin, Liszt, Schumann en ook nog de tweede sonate van Brahms). Zij speelt
hierop de derde sonate in f mineur, opus 5 en de zes Klavierstuecke opus
118. Ik weet niet of zij ooit in het hierboven aangehaalde tv-programma
heeft gespeeld, maar het zou me niets verbazen. Haar spel straalt een onbevangenheid
uit alsof zij sinds jaar en dag niet anders gewend is dan in de schijnwerpers
te staan. Maar misschien zit ik er met mijn suggestie naast en betreft
het hier een supertalent, dat nooit enig tv-programma heeft nodig gehad.
Van de eerste tot de laatste noot heeft zij mij overtuigd van haar kunnen. Zowel in de sonate als in de Klavierstuecke treft zij de juiste sfeer. Ze kan fors in de toetsen grijpen waar dat nodig is, maar ze kan haar spel ook op adembenemende wijze zacht en meditatief houden. Geen moment is hoorbaar dat we hier te maken hebben met een frêle meisje van drieëntwintig jaar. Haar spel is sowieso vrij van maniertjes en persoonlijke eigenaardigheden en verraadt de grote geest van een apollinisch kunstenaar. Zij gaat objectief en met respect voor de componist te werk. Het is een openbaring om nu eens een jong talent te horen, dat, om zich te onderscheiden, niet een toevlucht zoekt in extreem lage of hoge tempi, onorthodoxe fraseringen of een eigenwijze ontkenning van de stijlelementen die de muziekgeschiedenis dicteert.
Slechts af en toe spreekt er iets van jeugdig ongeduld, maar dit brengt de grote lijn niet in gevaar, ook niet in de derde sonate. Meteen in het eerste deel valt daar haar elegante frasering op en het volstrekt ongeforceerde tempo. Nergens is sprake van effectbejag, ook niet in het robuuste derde deel, waar ze op verrukkelijke wijze doorheen danst. Gevoel voor drama en tragiek bezit zij ook, getuige het vierde deel, met het dreigende thema dat aan de Vijfde symfonie van Beethoven doet denken. En wat te denken van de finale, waarin ze geen enkele moeite bewijst te hebben met het doen uitkomen van de verschillende thema's. De climax die ze opbouwt toont de rijpheid van iemand die een meervoud van haar levensjaren draagt. Ook Opus 118 krijgt een geheel volwaardige behandeling. De manier waarop zij het eerste Intermezzo opent, belooft al een interpretatie die de lading totaal zal dekken. Ook hier weer een ideale tempokeuze en een soepele frasering. In het erop volgende tweede Intermezzo zet zij de twee stemmen die de dialoog voeren fraai tegen elkaar af. De Ballade wordt gebracht met een geraffineerd toucher, waarin de ritmische hoofdfiguur puntig en beheerst wordt neergezet. Men kan alleen maar hopen dat Clara Schumann, voor wie Brahms deze prachtige muziek schreef, in staat was een vertolking te geven die deze van Grimaud ook maar kon benaderen. Met groot inzicht werkt Grimaud zich naar het einde toe en het slot onderstreept in alle diepzinnigheid de klasse van een geboren talent. De opname is helder, maar bevat niet de warmte die echt aansluit op de muziek van Brahms.
PAUL VAN DEN BELT