Het vallen van De Muur, alweer ruim tweeëneenhalf jaar geleden, heeft niet alleen politiek, economisch en humanitair maar zeker ook cultureel grote gevolgen. Immers, ooit liep het Westeuropese cultuurgebied door tot in Polen en, zuidelijker, tot in Tsjecho- Slowakije (Praag!). Door die kunstmatige scheiding van bijna een halve eeuw ontstond een breuk in allerlei wederzijdse contacten en bovendien verdwenen veel bronnen en kunstwerken (niet zelden als Russische oorlogsbuit) achter slot en grendel.
Nu er weer uitwisseling plaats kan hebben, gebeurt dat op grote schaal. Zo verschijnen talloze in die tussentijd in Oost-Europa gemaakte opnames nu voor het eerst op CD, maar ook gaan Oosteuropese platenmaatschappijen samenwerkingsverbanden aan met Westerse collega's, zich daarmee verzekerend van een groot afzetgebied. Zo heeft bijvoorbeeld onlangs Boudisque het label Berlin Classics overgenomen, waardoor we nu rijkelijk kunnen kennismaken met wat er in het voormalige Oost-Duitsland op CD-gebied is gebeurd.
Recent brachten zij onder anderen een CD uit met de titel Musik am Berliner Hof, gespeeld door de Akademie für alte Musik Berlin. Deze productie is in meer dan één opzicht interessant: niet alleen is te horen wat het in 1980 opgerichte ensemble op authentiek gebied presteert, ook betreft het hier uitsluitend plaatpremières van niet uitgegeven muziek, die zich in manuscript- of andere vorm bevindt in de Duitse Staatsbibliothek Berlin. Deze kleine vijf kwartier muziek van meer en minder bekende componisten, van wie drie leerlingen van J.S. Bach, geven een gevarieerd tijdsbeeld. Het is niet onredelijk te veronderstellen, dat deze stukken indertijd slechts een aantal keren zijn gespeeld, voordat ze in de vergetelheid verdwenen. In de achttiende eeuw was het nog veelal zo, dat er (vrijwel) exclusief nieuw werk werd gespeeld. Niets was voor de eeuwigheid bedoeld. Met zoveel premières rijst de vraag in hoeverre musici toen de gelegenheid kregen repetities te houden. Vaak moet het daaraan ontbroken hebben, want we kunnen regelmatig lezen hoe muziek pas op het laatste moment klaar was en partijen soms nog letterlijk nat van de inkt op de lessenaar verschenen. In dit opzicht kunnen we ervan uitgaan, dat de uitvoeringen van nu (op authentieke instrumenten of niet) op een veel hoger peil staan dan die in die dagen.
Het Berlijnse Hof, dat hier als noemer fungeert, was dat in de Pruisische hoofdstad, waar vanaf 1740 Frederik de Tweede op de troon zat. Deze traverso (vroege dwarsfluit)-spelende vorst bleek muzikaal al gauw conservatief, waardoor de Hofkapelle voornamelijk muziek van Hasse, Graun en Quantz speelde. Quantz was de traverso-specialist, die ondermeer een instructieboek over fluitspelen schreef. Bovendien was aan hem als hofcomponist de taak steeds nieuwe werken te leveren waarin Frederik kon soleren.
Te oordelen naar het niveau van de muziek had deze laatste inderdaad talent. Op de CD klinkt het fluitconcert 'Pour Potsdam' van Quantz in een heel bescheiden bezetting. Solist Ernst-Burghard Hilse produceert een wonderschone, warme toon met een meer open hoogste register. Het kleine groepje musici vormt een prachtig, zich soepel bewegend geheel. De opname laat zich zeker hier niet herkennen als gemaakt in een kerk. Ondanks het ontbreken van het kenmerkende hoorbare 'luchthappen' van de fluitist is er wel voldoende directheid. Deze zogenaamde 'galante' muziek is heel plezierig om zo te beluisteren. De galante stijl streefde naar aangename, heldere en natuurlijke muziek en ligt in het verlengde van de Verlichting, waarvoor de filsosoof Descartes 'helderheid' ook al als een van de criteria had genoemd. Het hoogtepunt van de Style galante lag in het derde kwart van de achttiende eeuw.
In de overige, groter bezette stukken op deze CD komt de milde klankkarakteristiek van de Akademie für alte Musik Berlin helemaal tot zijn recht: het ensemble kan wat mij betreft probleemloos concurreren met willekeurig welke andere 'authentieke club', ook die in het Westen. Het begint al met de Ouverture van Christoph Nickelmann (1717-1762), een van de stukken die dus niet door de Hofkapel maar wel in hofkringen is gespeeld. De Akademie geeft een bruisende en dansante uitvoering, waarbij stilzitten vrijwel onmogelijk is. Hoewel in deze tijd de dansen als Bourrée en Menuet niet meer gedanst werden, roepen ze hier wel onmiddelijk het beeld op van statige dansers, sierlijke bewegingen en toch ook al galanterieën als overdreven buigingen en handgebaartjes. De beide hobo's stelen de show met perfect samenspel.
Van Johann Philipp Kirnberger (1721-1773), evenals overigens Nickelmann een leerling van Bach, volgt een Sinfonia, waarin de strijkers en clavecimbel nu aangevuld zijn met twee hoorns. Zo'n combinatie als deze geeft in dit stuk moeiteloos het belang van het gebruik van authentieke instrumenten aan. De oude hoorns zijn nog niet zo luidruchtig als hun opvolgers en passen qua timbre ook veel beter bij de strijkers, waardoor in meer dan één opzicht een betere balans ontstaat.
Ook heel natuurlijk uitgevoerd zonder overdreven accenten en een fraai zangerig arioso. Iets behoudender qua stijl is Ouverture en Allegro van Christoph Schaffrath (1709-1763). Er wordt vlot en pittig gemusiceerd in deze ook weer gewoon lekkere muziek.
Het meest ongebruikelijke stuk is dat van C.P.E. Bach (1714-1788), een van de vele zonen van J.S. Bach. Voor hem stond al snel vast dat het clavecimbel het meest geschikt was om zijn ideeën vorm te geven. Hier opgenomen is een concert voor twee clavecimbels met strijkers, twee hoorns en basso continuo. De componist heeft er een echt stereoconcert van gemaakt en die effecten zijn ook in de opname duidelijk, met twee goed van elkaar te onderscheiden partijen links en rechts. Het laag in dit stuk staat heel stevig, bonkt soms zelfs een beetje. De galante stijl gaf de componisten meer vrijheid en ook deze Bach - zijn broer Johann Christoph was het 'meest galant' - neemt die gelegenheid te baat met heerlijk wringende dissonanten. Deze muziek tintelt van de eerste tot en met de laatste noot, althans in de vertolking van de Akademie. De niet zo eenvoudig vast te leggen klankbalans tussen orkest en de beide solisten is heel natuurlijk, ook hier is de akoestiek niet storend galmrijk.
Alles bij elkaar genomen is de productie Musik am Berliner Hof buitengewoon geslaagd met een hoog muzikaal niveau, vrolijke onbekende muziek, een goede opname en een vrij beknopte maar gedegen toelichting. Reden genoeg, lijkt me, om ook andere uitgaven op het Berlin Classics label met nieuwsgierigheid af te wachten.
Priska Frank