London Chamber Orchestra op Europese tournee in Utrecht
Afgezien van een haastig handgeschreven briefje bij de uitgang met de eindstand van de gespeelde wedstrijd deed niets vermoeden, dat het ingelaste concert door het London Chamber Orchestra samenviel met een EK-duel. De zaal zat goed vol om een programma te beluisteren dat niet echt alledaags te noemen is. De samenstelling ervan is al minder verwonderlijk als we weten dat het ook gespeeld is in een station van de Parijse Métro, op popfestivals zal klinken en straks als klap op de vuurpijl ook op het Rode Plein in Moskou zal worden beluisterd door zo'n 100.000 mensen ter plekke en een geschatte 250 miljoen (!) via de televisie. Dat zouden Mozart, Bach, Vivaldi en Tsjaikovsky toch niet voor mogelijk hebben gehouden.
Een dergelijke tournee is zonder sponsors ondenkbaar. In het Verenigd Koninkrijk is gesponsorde kunst en nadrukkelijk ook gesponsorde 'serieuze' muziek met de daarbij behorende zichtbare uitingen (zij het niet via shirt-reklame) een al veel langer geaccepteerd fenomeen dan op het continent. Zo kon het gebeuren dat het eenvoudig uitgevoerde programma op het eerste gezicht meer een whisky- advertentie leek. In de zaal hingen vier banieren waarop behalve de afkorting LCO ook onontkoombaar de naam van de sponsor vermeld stond. Zolang het publiek niet gedwongen wordt ook nog op een andere, meer indringende manier (via jingle of bewegende commercial) kennis te nemen van sponsors, lijkt me hier niets op tegen.
Deze veelomvattende tournee is de eerste van vier in opeenvolgende jaren te houden concertreizen, waarbij het vooral de bedoeling is een nieuw en jong publiek voor 'klassiek' te bereiken. Hopelijk kloppen volgende keren ook de 'details'. Uit programma en gesproken inleiding bleek namelijk dat men in de veronderstelling verkeerde, dat hier te lande Duits gesproken wordt... Maar goed, dat was een kleine smet op een voor het overige buitengewoon geslaagd concert. Dat had niet alleen te maken met het hoge muzikale niveau, maar ook met de uitstraling, die soms aan jonge honden doet denken. Hoewel zwart in de kleding nog wel de boventoon voert, waren de meeste heren gehuld in een kleurig vest (niet gebreid) en ook bij de dames, die bijna de helft van het ensemble uitmaken, was kleur te zien. Heel verfrissend waren dan de twee musici, die zich tussen al die nette kleding doodleuk vertoonden in een t-shirt met een reusachtige aardbei erop gedrukt. En wat te denken van een orkestbode in korte broek...
Kortom, gevestigde normen zijn zeker niet heilig bij het London Chamber Orchestra. Dat blijkt ook uit het in het programma geciteerde 'credo' van Christopher Warren-Green, sinds 1988 concertmeester en 'Music Director ' - het LCO werd in 1921 opgericht -, : "Er zijn geen regels die de presentatie van goede muziek bepalen behalve die dat het goed en met absolute integriteit gedaan moet worden." Wie de veelal (zeer) jonge musici bezig heeft gehoord, zal geen enkele moeite hebben zich hierbij aan te sluiten. Ook zonder direct over te stappen op authentieke en/of oude instrumenten en technieken blijkt een verfrissende aanpak van vertrouwde muziek mogelijk. Anders dan bij bijvoorbeeld een Academy of St. Martin-in-the-Fields of I Musici is op elkaar ingespeeld zijn niet verworden tot routineus spel. Het enthousiasme straalt van de vertolkingen door het LCO af, zonder overigens enige nadrukkelijkheid. Telkens weer is het verbazingwekkend te zien en te horen dat er zo intens en spannend gemusiceerd kan worden, terwijl tegelijkerijd de indruk van rust wordt gewekt, alsof er met het grootste gemak, bijna à l'improviste wordt gespeeld. De kracht van dit kleine orkest - in dit programma zo om en nabij een dozijn musici - is de knappe integratie van een groep solisten. Getuige de ongebruikelijke vorm van de toegiften worden die solistische kwaliteiten op hun waarde geschat. Terwijl de overige orkestleden genoegelijk op de rand van het podium zaten, traden toen namelijk eerst een altist en vervolgens een celliste in hun eentje voor het voetlicht met niet misselijke stukken als een deel uit een Suite van Bach. Waar werd dat eerder vertoond?
De beperkte omvang van het ensemble maakt het ook kwetsbaar. Dan komen die solistische talenten eveneens van pas, zo bleek in Utrecht. Violiste Rosemary Furniss had namelijk na Parijs wegens familieomstandigheden moeten afhaken en zo werd Vivaldi's Concert voor twee violen behalve door Christopher Warren-Green niet door haar, maar door Allan Brint gespeeld. En hoe! Beide vioolmelodieën zweefden innig verstrengeld boven de orkestbegeleiding en ook hier, invaller of niet, dat grote gemak. Anders dan bij sommige andere kamerorkesten zijn de langzame delen telkens weer verrassend. Men durft een echt laag tempo te kiezen en het LCO verbaast daarbij telkens weer door zo ongelooflijk zacht en toch genuanceerd en spannend te spelen. Hierdoor wordt het contrast met de sprankelend en fris gespeelde snelle hoekdelen extra groot. De buitengewoon energieke uitstraling van dit ensemble deed ook Mozart goed. Het Divertimento van het toen 13-jarige wonderkind klonk zwierig en speels, het middendeel misschien wat zoetig, en het slotdeel in al zijn vliegende vaart genuanceerd en precies. In Bachs Concert voor viool, hobo en strijkers soleerde naast Warren-Green Gordon Hunt. Eveneens een pittige, opgewekte en elegante uitvoering met een opvallend lyrisch gespeeld middendeel dat nooit echt doorsloeg naar de romantische kant.
Het lekkerste werd tot het laatst bewaard: Tsjaikovsky's bekende Serenade voor strijkers. De klank die de handvol strijkers hier produceerden, was formidabel, het afwisselende spel breed, gedreven en vaak swingend. In het Pezzo in forma die Sonatina (deel 1) viel het gebruik van hoge posities op lage snaren op, waardoor dat typische nasale timbre ontstaat. Wat er met de Elegy gedaan werd, vond ik heel knap en gedurfd; zo intiem gespeeld hoor je dit deel zelden of nooit. Voor de hele Serenade gold dat de (tempo)overgangen telkens heel spannend waren.
Een concessie aan het beoogde lekenpubliek was het ontbreken van de namen van de delen van de gespeelde stukken. Een andere was het programmeren van With This Love van Peter Gabriel (de rock-ster, voor niet-ingewijden). Dit oorspronkelijk op synthesizer gecreëerde werkje voor hobo en strijkers is - o verrassing - van het voorspelbare, superromantische genre, dat leuk is voor een keer, maar de aanduiding Kunst met een K zeker niet verdient. Dat geldt wèl voor het voor strijkkwartet geschreven en nu meervoudig bezet uitgevoerde Company van Philip Glass. Veel popliefhebbers worden aangetrokken door minimal-componist Glass, die op tournee met zijn eigen ensemble behalve veel synthesizers ook een gigantisch versterkingsapparaat meebrengt. Maar ook diverse opera's, balletmuziek, songs (met Linda Ronstad) en pianosolowerk behoren tot zijn oeuvre. Het akoestische Company is maar ten dele typisch voor Glass; het is vooral aan de korte kant (veel te kort wat mij betreft zelfs), maar wel goed voor een prachtige homogene en sonore uitvoering. Het London Chamber Orchestra heeft alleen al met Christopher Warren- Green 12 CD's voor het label Virgin opgenomen met werk van onder anderen Mozart, Vivaldi, Britten, Elgar, Vaughan Williams, minimal componisten en tevens diverse strijkersserenades. Company van Glass werd tot nu toe alleen in zijn oorspronkelijke vorm door het fameuze, tegendraadse Kronos Kwartet vastgelegd.
Priska Frank