Waarom is er nooit een vrouwelijke Mozart geweest, of een vrouwelijke Bach? Waar blijft de vrouwelijke Einstein en de vrouwelijke Kasparov? Dit overwegende, zou je bijna de neiging krijgen meningen als zouden vrouwen toch minder zijn dan mannen te delen. Maar enig nadenken schept toch een heel ander beeld: vrouwen kregen (krijgen?) op bepaalde terreinen gewoon niet de mogelijkheden om zich te ontwikkelen tot toonaangevende persoonlijkheden of om zelfs maar latent genie tot uiting te brengen. Immers, wie nooit in aanraking komt met een piano zal een eventueel talent daarop nooit ontdekken. De kwestie van een uitsluitend op bepaalde zaken gerichte opleiding of zelfs het ontbreken daarvan heeft alles te maken met het al dan niet kunnen ontwikkelen van talent, het verwerven van kennis etcetera. Er zal nog heel wat moeten veranderen en dan vooral aan de basis om te weten te komen of mannen en vrouwen inderdaad gelijk zijn.
Een extreme stroming binnen het feminisme gaat er overigens vanuit, dat mannen en vrouwen niet gelijk zijn. Sterker nog, de vrouw wordt daarin aangeduid als het sterke geslacht, dat over de superieure macht van het kunnen baren beschikt. Ze staan dichter bij de natuur en hoeven zich niet zo te bewijzen. Om die reden, door dit fundamentele verschil in denken, bestaat er geen vrouwelijke Jack the Ripper evenmin als er een vrouwelijke Mozart is. Dat met deze theorie min of meer aangestuurd wordt op een soort status quo ten aanzien van de verhouding man/vrouw, zint me allerminst. Ik schreef het al in een eerder stuk, als context van de hele groten zijn vele kleinere talenten nodig, en het lijkt me zeker wenselijk dat het aandeel van vrouwen ook op een iets 'lager' niveau nog fors stijgt. Inmiddels zijn de conservatoria dan wel toegankelijk voor vrouwen (sommige orkesten echter nog steeds niet!), maar wanneer is een vrouwelijke dirigent net zo gewoon als een mannelijke? Voorlopig moeten we het met de (toch enigszins kunstmatige) promotie van vrouwelijke componisten doen, terwijl op het moment het begrip vrouwelijke componist zich heel langzaam aan het emanciperen is van denigrerend tot constaterend.
Cécile Chaminade (1857-1944) is de componiste aan wier pianomuziek Hyperion een hele CD wijdde. Indertijd maakte ze in feite 'against all odds' en dankzij onmiskenbaar talent carrière in de muziek. Ze was afkomstig uit een niet-muzikale familie, maar haar talent als componiste en pianiste werd toch al vroeg gesignaleerd. Al op haar achtste gschreef ze gewijde muziek en niemand minder dan Bizet adviseerde haar ouders haar een grondige muzikale opleiding te geven. Het Parijse conservatorium liet nog geen vrouwen toe en zo kreeg ze privéles voor viool, piano, contrapunt, harmonie en compositie. Benjamin Godard was haar compositieleraar en ik heb een vaag vermoeden dat zijn reputatie als voornamelijk een uitstekend schrijver van salonmuziekjes - hoewel zijn concertetudes voor piano serieuze aandacht verdienen - ook de hare met name na haar dood niet veel goed heeft gedaan. Toen bleken een internationale pianistencarrière, dirigeerkwaliteiten en een oeuvre van zo'n 350 werken, waaronder een komische opera, orkest- en pianomuziek niet voldoende om haar eigen reputatie te handhaven en werd ook zij afgedaan als maakster van aangename maar onbelangrijke salonmuziek.
De negentien stukken op deze CD geven enigszins een indruk van Chaminades onmiskenbare Franse stijl. De associatie met salonmuziek blijkt, zeker voor een aantal lichtere nummers als Callirhoë en de Sérénade in D opus 29 niet zo vreemd. Het gros van het hier gepresenteerde is echter volwassen muziek, zij het vaak met een lichte toets. Voor de pianist zijn er qua interpretatie valkuilen te over, omdat het ook mogelijk is deze stukken mierzoet te brengen. In de Etudes de Concerts en in Pêcheurs de Nuit zijn de invloeden van Chopin en Liszt ook in melodisch opzicht onmiskenbaar. Anderzijds zijn de Chaconne opus 8 en Autrefois geschreven in die typische archaïsche stijl, waarmee ook een Poulenc en Français teruggrepen in de tijd. In Autrefois - de vierde van de Pièces Humoristiques opus 87 - klinkt tevens Scarlatti door, terwijl de Chaconne voortdurend niet nader traceerbare gevoelens van herkenning oproept.
Pianist Peter Jacobs heeft zich al meer dan eens opgesteld als advokaat van minder bekende componisten, vooral van Franse en Engelse. Hij weet dus dat er nog een pleit te winnen valt en in dat opzicht had ik ook iets meer precisie verwacht. Deze muziek moet met gemak gespeeld worden, maar hier en daar spreken toch teveel snelle noten niet helemaal aan (bijvoorbeeld loopjes en arpeggio's in L'Ondine, ritmisch niet helemaal egale loopjes in La Lisonjera en de Etude Scholastique). Dit soort relatief kleine smetjes kunnen zeker bij deze muziek veel bederven, vooral als ze voorkomen op zo'n schaal als in het Scherzo in C, dat gediend is met een uitvoering waarin trefzeker vanuit de vingers wordt gewerkt.
Wat de volgorde van de gespeelde werken betreft, had er meer afwisseling in de tempi mogen zijn. Heel ontspannend om naar te luisteren zijn dromerige stukken als Souvenance en Elévation. De Etude Pathétique wordt met al zijn virtuoze beweeglijkheid wèl exact gespeeld. Jacobs' goede gevoel voor tempo(wisselingen) completeren een overtuigende uitvoering.
De opname imponeert hier in eerste instantie door de grote warme
Bösendorfer-klank met grommende bassen en een discant die tot bovenin
vrij blijft van enige agressie. Een minpuntje is echter de weinig in de
breedte gespreide weergave. Verder blijkt bij afspelen op een wat hoger
geluidsniveau het gebruik van het rechterpedaal bonkend te zijn vastgelegd.
Als totaal geeft deze CD toch wel een goede indruk van het pianorepertoire
van Cécile Chaminade. Zeker gezien de relatief lage moeilijkheidsgraad
ligt deze schat aan plezierige muziek ook binnen het bereik van de gevorderde
amateur. De verdienste van Peter Jacobs is zijn integere behandeling van
het materiaal, waarbij hij hoofd- en bijzaken goed onderscheidt en nooit
over de grens van de goede smaak heengaat, al kan ook hij niet altijd ontkomen
aan een vleugje oubolligheid.
Alles bij elkaar toch een aangename kennismaking.
PRISKA FRANK