CD met klarinetkwintetten van Andreas Romberg,
Robert Fuchs en Charles Villiers Stanford
Grote meesters bestaan alleen bij de gratie van vele kleinere net zo goed als er alleen maar voorlopers kunnen zijn als er ook achterblijvers bestaan. De zeef van de tijd zou op rechtvaardige wijze op den duur alleen die mensen (kunstenaars, staatslieden, wetenschappers etcetera) over laten blijven, die werkelijk de moeite waard zijn om herinnerd te worden.... Maar hoe rechtvaardig is dat tijds-eliminatieproces? Hoeveel kinderen worden er zo met het badwater weggegooid? Missen we door dit vertrouwen op een 'natuurlijk' mechanisme niet een heleboel interessants?
Voor de klassieke muziek geldt in ieder geval dat dankzij de muziekwetenschap en een aanhoudende tendens om muziek op een historisch verantwoorde manier uit te voeren, langzaam maar zeker steeds meer context rond de grote meesters van weleer zichtbaar en vooral hoorbaar wordt. En dan blijkt er achter talloze onbekende namen toch weer muziek schuil te gaan, die meer verdient te zijn dan alleen de achtergrond waartegen geniale componisten kunnen schitteren.
De klarinet is het jongste houtblaasinstrument dat zijn intrede deed in het symfonieorkest. De vroegste vermelding van dit instrument dateert uit 1710 en in de decennia erna heeft bijvoorbeeld Vivaldi de klarinet voorgeschreven in enkele van zijn werken. Het betrof nog redelijk primitieve instrumenten met slechts twee kleppen. Ook Handel schreef een paar maal de klarinet voor in zijn muziek. Een zekere J.M. Molter schreef in de jaren 1740 een viertal klarinetconcerten en gebruikte daarbij, zoals ook zijn collega's, voornamelijk de hogere registers van het instrument. Pas halverwege de achttiende eeuw raakte de klarinet steeds meer ingeburgerd - het instrument bleef zich ook nog steeds ontwikkelen en kreeg steeds meer kleppen - en met name het orkest in Mannheim had daarin een voortrekkersrol. Mozart hoorde dat orkest en voelde zich meteen aangetrokken tot die klarinetten. Niet veel later was hij in de gelegenheid zelf stukken te schrijven voor de broers Stadler, vooral voor Johann. Met deze muziek verandert hij in feite de geschiedenis van de klarinetmuziek voorgoed. Anders dan bij voorgangers dus, wordt in het befaamde Kegelstatt Trio (KV 498) ook regelmatig het diepe, laagste register gebruikt. Het Kwintet (KV 581) en het Klarinetconcert (KV 622) zijn zelfs voor de nog lager klinkende basset-klarinet van Anton Stadler bedoeld geweest. Ook in het begin van de negentiende eeuw ging de ontwikkeling van de klarinet nog door. Wat Weber, Spohr en Crusell ervoor schreven vereist op zijn minst 13 kleppen. De nieuwe mogelijkheden van het instrument werden door de componisten goed verkend doordat ze met klarinetvirtuozen samenwerkten bij het componeren. Er waren er nogal wat, die Europa doortrokken. Behalve in soloconcerten en orkestmuziek kreeg de klarinet een vaste plaats in de blaasensembles (die meer dan eens later een militaire status kregen) en in de kamermuziek.
Op deze CD van Hyperion zijn een viertal werken voor klarinet en strijkkwartet bijeengebracht van componisten, die heden ten dage nauwelijks of geen bekendheid (meer) genieten. Andreas Romberg was onder anderen een tijdgenoot van Mozart en Weber. Invloed van beiden en ook die van Haydn zijn hoorbaar in dit kwintet. Bijzonder aan dit stuk is dat van de vier strijkerspartijen er twee voor altviool, het eigen instrument van Romberg, zijn. Deze buitengewoon optimistische, recht- door-zee muziek wordt stralend gespeeld zonder opgefokt te klinken. Zowel de klarinet als de strijkersgroep is door met name die twee alten heel warm en mild van klank. In het sympathieke spel klinkt een enthousiasme door, dat nu eens niet is weggepolijst in een super gladde aanpak. Hier hoor je de musici als het ware bijna naar elkaar glimlachen: er wordt met hart gemusiceerd.
Robert Fuchs leefde van 1847 tot 1927 en is daarmee een echte romanticus. Dat is hij ook op latere leeftijd gebleven waardoor dit kwintet uit 1917 een soort anachronisme is geworden. Immers op die datum waren bijvoorbeeld de eerste twee strijkkwartetten van Zemlinsky en Schönberg al geschreven, maar hier vertoeft de luisteraar nog in de zorgeloze wereld van vloeiende lijnen, zoetgevooisde klanken en markante melodieën. Toch dringt de tijdsgeest hier en daar in de verte door met een angeltje in de melancholie. Er wordt krachtig gespeeld en in de snaren gegrepen maar ook elegant en met vaart gemusicieerd (Allegro scherzando). Als klarinet en eerste viool gelijk opgaan in unisono krijgt dat soms een beetje een ordinaire kleur, maar voor het overige is ook dit verrukkelijke muziek om met gesloten ogen naar te luisteren. Alle vijf de musici leveren vakwerk, waarbij de enorme beheersing (tot heel zacht) bij klarinettiste Thea King vooral opvalt.
De beide Fantasies voor klarinet en strijkkwartet schreef Stanford (1852 -1924) aan het eind van leven. Opnieuw verraadt de muziek zijn ontstaansdatum nauwelijks: de leuke mars-achtige opening van nummer 1 verwijst duidelijk naar de voorgaande eeuw en verderop klinkt ook Brahms' stempel door. Nummer 2 is wat introverter van karakter met een vrij dramatisch Quasi presto. De donkere kleuren van het Adagio zijn uitermate geschikt voor de klarinet. Jammer dat de eerste violist zich soms bedient van weinig fraaie haaltjes om naar de juiste positie te schuiven. Verder wordt hier ook gewoon weer goed en gedegen gespeeld met veel intensiteit maar zonder meer van de muziek te willen maken dan erin zit. De opname is tegelijkertijd intiem en ruim, zodat de luisteraar een rustig beeld krijgt voorgeschoteld dat hem wel degelijk bij de muziek betrekt. Het leidt geen twijfel dat deze combinatie van musici en repertoirekeuze van Hyperion een schot in de roos is. Hier wordt een warm pleidooi gehouden voor de ongehoorde muziek van een aantal van die 'kleinere' componisten, die 'achterblijvers', die uiteindelijk in de meerderheid waren. Langzaam wordt een historisch beeld weer ingevuld.
Priska Frank