Sobere Hongaarse visie op Via Crucis van Franz Liszt


Franz Liszt heeft behalve veel pianomuziek ook geestelijke werken gecomponeerd. Hij had zijn eigen romantische opvatting over hoe gewijde muziek zou moeten klinken. De muziek moest "humanitair" zijn, waaronder Liszt een sfeer verstond, die tegelijkertijd devoot en theatraal was, eenvoudig en toch indrukwekkend, rustig, maar ook zonodig stormachtig. Zo werd het natuurlijk moeilijk om een eenheid te bewaren binnen een compositie. Donald Grout stelt in A History of Western Music dat dit nog redelijk goed gelukt is in Via Crucis, een werk uit de latere jaren van Liszt.

De Via Crucis behandelt de lijdensweg van Jezus Christus. Elk der veertien plaatsen waar Christus gestopt is of waar hij geleden heeft (de zogenaamde staties) worden in de compositie behandeld. Een statie kan verklankt worden door de piano's alleen, door koor met begeleiding of door een solist met begeleiding. Liszt liet zich inspireren door een serie schilderijen die deze staties verbeeldde, gecreëerd door de Duitser Overbeck.
Recentelijk verscheen (met een uitvoering van Fauré's Requiem) op Hungaroton een nieuwe uitvoering van het werk, in de versie voor koor, solisten en twee piano's. Het betreft een opname door het Tomkins Vocal Ensemble, onder leiding van Janos Dobra.

Toen ik Liszts compositie beluisterde, verwonderde ik mij over het feit dat Grout dit werk nog een zekere eenheid van stijl toekent. De vorm van het werk is al bij al toch heel grillig. Het is dan ook begrijpelijk dat de uitgevers in dit niet-traditionele werk geen brood zagen. De muziek opent met een gezang dat bijna Gregoriaans aandoet, gevolgd door harmonisch wringende akkoorden op beide piano's. Later in het werk vinden we bovendien "O Haupt voll Blut und Wunden", bijna ongeschonden geadapteerd uit de Matthäuspassion. Voor het overige horen we aspecten van de romantische Liszt èn de "moeilijke" late Liszt.

In de uitvoering op Hungaroton is er, zoals gezegd, gekozen voor de versie met twee piano's. Er is ook een versie met orgel, die meer drama oplevert. Er zijn passages waar de begeleiding fortissimo moet inzetten, en dan zullen zelfs vier piano's het moeten afleggen tegen een kerkorgel. Zodoende is de piano-versie een soberder geheel waarin heel andere verhoudingen geschapen worden tussen zang en begeleiding dan bij de orgel-versie. Het Tomkins Vocal Ensemble, onder leiding van Janos Dobra, zingt dan ook relatief ingetogen. Het koor klinkt gedisciplineerd en zuiver, met de begeleiding van de door Hungaroton goed geregistreerde piano's. De mannen klinken ferm in het tweemaal terugkerende "Jesus cadit" (Jezus valt) en de vrouwen produceren met name in het Stabat Mater Dolorosa een onaardse klank die sensueel aandoet. De solisten leveren een bijdrage die goed past bij deze uitvoering, met zijn accent op het religieuze, eerder dan op het theatrale (eerder op het devote, dan op het dramatische, om met Liszt te spreken).

De bas Peter Cser en de bariton Akos Ambrus beschikken beiden over een vibrato waar men van moet houden. Met name Ambrus creëert een breed golvende klank, neigend naar het larmoyante. De sopraan Maria Horvath bezit ook een sterk vibrato, en hoewel dit strakker en sneller uitgevoerd wordt, moet ook hier elke luisteraar maar zelf beslissen wat hij of zij er van vindt. Alleen de alt Marta Lukin zingt tamelijk egaal, maar daarvoor levert zij weer in op de emotie.

De totaalindruk van deze uitvoering is er een van een grote ingetogenheid. In het algemeen werkt dat heel goed, maar af en toe had er een schepje bovenop gekund. De pianisten hadden met wat meer vrijheid van expressie een grotere spanning kunnen oproepen. Hun begeleidende aandeel is redelijk accuraat, maar verder had wat meer "franje" beslist geen kwaad gekund. Deze muziek is sterk programmatisch, uitgekristalliseerd tot bij wijze van spreken elke stap van Jezus op de weg naar Golgota en vraagt om een sterk geïnspireerde behandeling. Wat dat betreft scoort het koor het beste, want dat paart een goede discipline aan een grote expressiviteit.

De aanvulling op deze CD, het Requiem van Gabriel Fauré, valt bij mij ongeveer hetzelfde oordeel te beurt als de uitvoering van de Via Crucis van Liszt. De pianisten hebben hier plaats gemaakt voor het Hungarian Virtuosi Chamber Orchestra, dat goed en zuiver begeleidt, daarin gesteund door een goede opname, met aandacht voor elk detail (belangrijk pluspunt vormt de glasheldere registratie van de prachtige blazers). Ook hier had ik weer wat meer moeite met de bariton Ambrus, die in het Libera Me te veel van het goede laat horen. Het koor is weer goed, al lijken de sopranen bij het In Paradisum één ogenblik niet helemaal op hun gemak. Verder valt op dat het Latijn soms een voor onze begrippen nogal typische uitspraak krijgt.

Ook ditmaal is de stijl van vertolking op de eerste plaats sober. Deze muziek heeft niet veel dramatische spanning nodig, maar er is zeker een traag golvende beweging die hoorbaar moet zijn. In het Sanctus miste ik een beetje het toewerken naar een climax op het einde van dat deel. Al met al is dit een redelijk evenwichtige uitvoering, die zeker diegenen zal bekoren, die een hekel hebben aan al te veel opsmuk en fluweel.

Paul van den Belt


©St. NoPapers

Terug naar overzicht