De ideale filmmuziek was en is nog steeds een discussiepunt in zowel film- als muziekwereld. Moet de muziek als het ware onhoorbaar zijn en dus niet opvallen? Moet er volgens het zogenaamde Mickey Mouse- principe gewerkt worden, waarbij de muziek het beeld min of meer verdubbelt? Of moet de muziek iets wezenlijks toevoegen aan dat beeld? In de praktijk blijkt er een duidelijk verschil tussen speelfilm en documentaire te zijn, waarbij in het laatste geval muziek een wat prominentere rol kan vervullen. Zeker in het geval van de Hollywoodse speelfilmprodukties kwamen (en komt) het er vaak op neer, dat de componisten zich bedienden van een soort 19de-eeuws (Midden)Europees romantisch idioom, dat niet al te zeer opvalt en een breed scala van emoties kan uitdrukken. Een dergelijke tendens sluit het gebruik van meer persoonlijk gestyleerde muziek vrijwel uit. Het is dus niet zo verwonderlijk, dat typisch Amerikaanse componisten als Bernstein (alleen 'On the waterfront;) en Copland (met een handvol voor film geschreven composities) zelden of nooit met Hollywoodregisseurs samenwerkten. Virgil Thomson (1896-1989), eveneens een componist met een echt Amerikaans geluid, had zelfs helemaal geen bemoeienissen met speelfilms, maar voorzag wel acht documentaires van muziek. Iets dergelijks zien we ook in bijvoorbeeld Groot-Britannië, waar vooraanstaande componisten als Vaughan-Williams en Britten eveneens meewerkten aan documentaires. Thomson schreef zijn meest bekende filmmuziek voor Louisiana Story (1948), met Robert Flaherty als regisseur. Voor deze muziek ontving de componist zelfs de Pulitzer Prijs. Beide suites, die hij samenstelde uit de muziek, zijn op deze CD opgenomen. Verder werkte hij onder anderen samen met Joris Ivens voor 'De Spaanse aarde'.
The plow that broke the plains
Thomsons eerste contact met film liep via regisseur Pare Lorentz,
die hem vroeg muziek bij zijn 'The plow that broke the plains' te bedenken.
We schrijven anno 1936 toen de Verenigde Staten zich met Roosevelt en zijn
'New Deal'-politiek aan de economische depressie probeerden te ontworstelen.
Vanuit het idee, dat je kunstenaars beter kunt subsidiëren dan een werkeloosheidsuitkering
geven, waren er opeens allerlei mogelijkheden om bijvoorbeeld documentaires
gefinancierd te krijgen. Zo leverde de Farm Services Administration (een
beetje) geld voor The plow... en werd er op Lorentz' verzoek zelfs een
US Government Film Service in het leven geroepen. De film gaat over de
Dust Bowl, een agrarische ramp die de zogenaamde Plain States (van Texas
tot Canada) had getroffen. Waar eerst vee had gegraasd, vervolgens op grote
schaal was verbouwd, kregen tenslotte zon, wind en de grootste droogte
sinds tijden de overhand en veranderden het gebied in een gigantische desolate
vlakte van gebarsten grond. De bevolking ontvluchtte het gebied en masse.
Vooral het treurige slot is in 'Devastation' aangrijpend in muziek vertaald;
daar is geen beeld bij nodig. Voor typisch Amerikaanse kleuren gebruikte
Thomson hier een gitaar in 'Cattle', saxofoon en banjo in 'Blues' en cowboymelodieën
als 'I ride an Old Paint' en 'Git along little dogies'. Qua harmonie en
instrumentatie doet deze muziek enigszins aan die van Copland denken. De
uitvoering door het New London Orchestra is een heel integere, die overdreven
pathos mijdt. Vanuit een ontspannen sfeer kan dan bijvoorbeeld in amper
drie minuten 'Blues' de spanning worden opgebouwd. Ook in het al genoemde
'Devastation' is het effect van de muziek des te sterker, omdat de emoties
er niet duimendik bovenop liggen. Gelukkig laat de ruime opname - heel
toepasselijk voor deze muziek - alles in de juiste proporties: zo'n losse
gitaar blijft zichzelf.
Louisiana Story
Het succes van The plow... was ook bij het gewone bioscooppubliek
zo groot, dat het nogal wat scheve ogen in Hollywood opleverde (onterechte
subsidies enzo..) en een soort vervolg kreeg in 'The River', over wat de
Mississippi allemaal aangedaan was. Drie films later werkte Thomson mee
aan Louisiana Story, hetgeen resulteerde in twee suites voor de concertzaal,
die nu tot zijn meestgespeelde muziek behoren. Deze keer gaat het verhaal
over veranderingen, die de plaatsing van een booreiland in een baai met
zich meebrengt. Opnieuw maakte de componist gebruik van bestaand volksmelodieën.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een jongen, waardoor
we ook actie horen. Het laatste deel van de Suite, Fugue, is namelijk de
illustratie van het gevecht van de hoofdpersoon met een krokodil; heel
spannend allemaal, vooral omdat hier opeens het hele orkest op volle sterkte
speelt. Ook in deze uitvoering van de Suite wordt de energie steeds goed
gedoseerd. De kwetsbare muziek met veel ijl (heel) hoog blijft over het
algemeen ook in de violen mooi doorzichtig. In de Acadian Songs and Dances
(de 2e suite) kunnen we kennismaken met de meer speelse en humoristische
kant van Thomson (Satie was tenslotte zijn belangrijkste invloed), die
ook in ander werk is terug te vinden. Met heel eenvoudige middelen, zoals
de melodie steeds aan een ander instrument geven, zorgt hij voor afwisseling.
Eigenlijk zijn het allemaal leuke stukjes, die het orkest geanimeerd speelt.
Vooral het laatste nummer, 'The squeeze box', maakt van het hele orkest
(de accordeon is juist hoor- en herkenbaar) een enorme trekzak in een aanstekelijk
walsje.
Power among men
Thomson was een componist, die er niet voor schroomde ook terug
te grijpen. Naar de aloude fuga-vorm bijvoorbeeld. Zozeer zelfs, dat hij
er in zijn muziek voor Power among men (1958) een aantal inpaste. Ook in
zijn andere muziek komt de fuga regelmatig voor, zoals in de 'Lively Arts
Fugue' (1957). Zo zonder beeld erbij doen die fuga's toch wat stijf en
archaïsch aan. De eisen aan het orkest zijn er niet minder om en dat is
vooral hoorbaar in de tweede fuga met meer dan eens een matige zuiverheid
bij de violen. In muzikaal opzicht en op zichzelf beluisterd is deze selectie
echter het minst geslaagd van wat hier is opgenomen. Deze CD is volgespeeld
met muziek, die nog niet eerder via dit medium verkrijgbaar was: een 10
voor visie bij Hyperion dus. Daarnaast munten de uitvoeringen uit door
een smaakvolle en pakkende interpretatie. De nogal ruime opname kent voldoende
precisie om dat niet bezwaarlijk te maken. Tevens is de balans tussen de
verschillende instrumenten binnen ruime dynamische marges knap uitgewogen.
Een CD, waarvan één nummer je dag al kan veranderen.
Priska Frank