Schönberg Ensemble stemt tot nadenken
Tsjaikovski, Rachmaninoff, Stravinsky, namen die iedereen kent. Maar
wie heeft al eerder gehoord van Volkonski, Voestin of Hersjkovitsj ? Toch
zijn ook dit Russische componisten die muziek hebben geschreven die het
beluisteren waard is. Zeker als die muziek wordt uitgevoerd door het Schönberg
Ensemble, zoals dat zondag 19 april jongstleden het geval was tijdens een
concert in Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht.
Verslag van een kennismaking.
Om het publiek in de juiste stemming te brengen speelde het Ensemble voorafgaande aan de werken van de 'onbekende'Russen eerst de Negende Sonate van Aleksandr Skrjabin. Een bewuste en terechte keuze. Skrjabin is de laatste grote componist van het oude Rusland. Zijn werken vormen de overgang van de laat-romantiek naar het modernisme. Ook in de Negende Sonate is die overgang terug te vinden. De Sonate (1913) is oorspronkelijk geschreven voor de piano, maar werd in 1988 door Peter-Jan Wagemans tot orkeststuk bewerkt. Ondanks de vooral technische moeilijkheden die Wagemans hierbij ondervond is het hem gelukt het karakter en de klank van het stuk te bewaren. De uitvoering door het Schönberg Ensemble deed waarvoor zij bedoeld was; de juiste toon zetten voor de rest van het programma. De orkestbewerking heeft de klank van werken van Debussy en/of Ravel. De mystiek stemt tot nadenken.
Het tweede programma-onderdeel was de Kleine Suite van Filip Hersjkovitsj. Hersjkovitsj werd in 1906 in Roemenie geboren, maar verliet dit land na de voltooiing van zijn conservatoriumstudie, om zich in Wenen te vestigen. Hier studeerde hij bij Alban Berg en Anton Webern, op hun beurt weer leerlingen van Arnold Schönberg. Nadat Wenen door de Duitsers werd bezet vluchtte Hersjkovitsj naar de Sovjet-Unie. Aanvankelijk werd hij lid van de Componistenbond, later werd zijn werk ernstig belemmerd door de autoriteiten. Hij was de enige levende vertegenwoordiger van een verboden muzieksoort; de zogenaamde "Tweede Weense School". Voor zover bekend beperkt zijn werk zich tot kamermuziek, waarvan de Kleine Suite deel uitmaakt. Het stuk is geschreven voor zangstem, 2 klarinetten, piano, viool, 2 altviolen en cello. Na een (kort) instrumentaal Moderato volgen het tweede en derde deel (respectievelijk "Liederenboom" en "Dame voor de spiegel") waarin de zangstem wordt geïntroduceerd. Ik moet eerlijk bekennen dat ik geen zangliefhebber ben, maar toch zeer geïnteresseerd heb zitten luisteren. Mezzosopraan Rachel Ann Morgan heeft een heel mooie stem en ook de gezongen tekst bracht iets in mij teweeg van; "He, daar wil ik meer van horen". Ik werd op mijn wenken bediend, toen gastdirigent Lev Markiz voorstelde het stuk ter nadere kennismaking nog een tweede keer ten gehore te brengen (omdat dit de eerste uitvoering van het werk in een Nederlandse concertzaal was).
Hierna volgde de Spiegelsuite van Andrej Volkonski. Ook deze componist heeft vanwege zijn muzikale opvattingen te lijden gehad van de Sovjet-autoriteiten. Verbod op de uitvoering van zijn werk deed Volkonski in 1973 besluiten te emigreren. Eerder, in 1958, ging zijn Spiegelsuite in première, in een uitvoering door een ensemble van het Moskou's conservatorium, onder leiding van Lev Markiz, die dus ook nu, vierendertig jaar later, de uitvoering leidde. Het instrumentarium van het stuk is: fluit, viool, gitaar, slagwerk en organo piccolo, waaraan een (sopraan)zangstem is toegevoegd. Het werk bestaat uit negen aaneengesloten delen. Vooral de gitaarklanken in het werk, dit keer voortgebracht door Frank Wesstein, staan mij nog levendig voor de geest. Ook dit stuk wil ik nog wel eens horen.
Als laatste stuk voor de pauze werd Nocturnes van Aleksandr Voestin ten gehore gebracht. Het bestaat uit drie delen. Het eerste deel, "Melodie", heeft de functie van een ouverture, waarna in het tweede deel, "Improvisaties", daadwerkelijk improvisatorische vrijheid van de uitvoerenden wordt gevraagd. De zangstem (sopraan) is bedoeld ter nabootsing van vogelgeluiden. De verdere bezetting van Nocturnes is hobo, klarinet, trompet, slagwerk, 2 harpen, piano, elektronisch orgel, viool en contrabas. Het instrumentale deel van het werk vond ik zeer de moeite waard, de zang werkte in dit geval behoorlijk op de lachspieren, deels veroorzaakt door onwennigheid, deels doordat het meer weghad van andere dieren dan van vogels. Het derde deel, "Landschap", leidde gelukkig weer tot een meer serieuze stemming.
Na de pauze volgde Het Derde vioolconcert van Alfred Schnittke, gecomponeerd in 1978 en nu uitgevoerd door Peter Brunt en het Ensemble. Over de componist en dit werk valt veel te zeggen, maar ik raad de lezer aan het concert op CD aan te schaffen, meer dan de moeite waard. Peter Brunt speelde fenomenaal. Hij heeft een toon die naar mijn persoonlijke mening Jaap van Zweden in de schaduw stelt. Een waardige afsluiting van de avond dus.
De uitvoering van de werken van oude en nieuwe Russen zal nog worden
herhaald in Groningen (23 april) en Rotterdam (26 april).
Een aangename kennismaking voor wie dat wil.
CARLO NIJVEEN