In zijn eigen tijd was Stevenson een bekende persoonlijkheid, zij het vooral vanwege zijn in tijdschriften gepubliceerde essays en reisverhalen. Een jaar na zijn dood verscheen al een eerste werk gewijd aan de schrijver: 'Robert Louis Stevenson -A Study' van A. Brown, zes jaar later gevolgd door een tweedelige biografie van Graham Balfour: 'The Life of Robert Louis Stevenson' (1901). Talrijke mono- en biografieën volgden, die de auteur voor de verge- telheid behoedden, zeker na de tweede wereldoorlog, zo beweert althans biograaf Ian Bell. Wie zich bij die veelheid aan publicaties nog aan een nieuwe levensbeschrijving waagt heeft ófwel veel lef óf hij meent iets toe te voegen te hebben aan de al bestaande literatuur. Een honderdste sterfdag alleen (Bell's oorspronkelijke biografie werd overigens al in 1992 gepubliceerd) is als argument voor een dergelijk initiatief nauwelijks steekhoudend.
Misschien is er iets van de beweegredenen van Ian Bell te bespeuren in een opmerking die hij plaatste in de laatste bladzijde van het boek, onder het kopje 'Geraadpleegde werken': 'Wat mijzelf betreft, ik heb Stevenson op de meest onwetenschappelijke manier benaderd. Ik ben journalist en ik doe niet net of ik heel iemand anders ben. Het menselijke element vond ik belangrijker dan tekstanalyse'.
Schrijven deed hij al op jonge leeftijd en die ambitie bleek sterker dan alle andere, met uitzondering misschien van reizen, wat hij veel en lang deed. Uiteindelijk kwam hij terecht op Samoa, een eiland in de Stille Zuidzee, waar hij zijn laatste levensjaren doorbracht en waar hij ook stierf, 44 jaar oud.
Ian Bell geeft in zijn biografie niet alleen blijk van een meer dan grondige kennis van Stevenson's werk, hij heeft ook de reizen van de auteur en met name diens verblijf op Samoa met veel liefde en oog voor detail beschreven, zodat de lezer verplaatsingen en plaatsen in het voetspoor van de schrijver (en zeker ook in die van Ian Bell) kan volgen. Deze hoofdstukken vormen de levendigste van de biografie.
Maar een 'couleur locale' is niet voldoende om de persoon van de schrijver tot zijn recht te laten komen. Misschien heeft het voornemen van de biograaf om de schrijver op een bepaalde manier te belichten hem wel teveel parten gespeeld. Want meer dan een beschrijving van de persoon Stevenson (zoals je bij een uitdrukking als 'het menselijke element' zou verwachten) heeft Bell getracht zijn persoonlijkheid te doorgronden. En helaas heeft hij niet de verleiding kunnen weerstaan om de schrijver te identificeren met zijn romanfiguur (of zeg je romanfiguren) Jekyll en Hyde, de man met een gespleten persoonlijkheid of meer nog, zoals dat tegenwoordig heet, een meervoudige persoonlijkheid.
Geen enkel aspect van Stevenson's levensloop ontkomt aan een dergelijke interpretatie. Bell mag dan journalist zijn en een onwetenschappelijke benadering voorstaan, het weerhoudt hem er niet van om zijn onderwerp van de wieg tot het graf psychologisch te benaderen. Hij is daar uiterst creatief en vindingrijk in, maar echt overtuigen doet hij zelden. Dat is vooral jammer, omdat de biografie een schat aan waardevolle gegevens bevat over leven en werk van Stevenson, waarbij Ian Bell niet heeft geaarzeld om veelvuldig gebruik te maken van wat anderen voor hem over 'R.L.S.' geschreven hebben. In die zin is het als een eerste kennismaking met de schrijver zeker de moeite waard, ook waar de biograaf leven en citaten uit het werk met elkaar confronteert.
Het schrijverschap (van Zwier in dit geval) biedt blijkbaar geen enkele garantie voor een mooie, vlot lopende vertaling.
Natuurlijk is het terecht dat er aandacht wordt geschonken aan Stevenson's honderdste sterfdag. Maar wat zou het een indrukwekkend eerbetoon aan R.L.S. zijn geweest, als zowel de biograaf als de vertalers in hun penvoering wat meer in de geest van de auteur hadden gehandeld, die zelf zozeer gehecht was aan zijn uiterst elegante, soms oververzorgde stijl.
HARRY FLEURKE