Wat de beweegredenen van het Nationaal Comité waren om juist Brouwers uit te nodigen is niet bekend, maar dat hij als een der eersten met zijn 'Indië-romans' de aandacht vestigde op de Japanse bezetting in Indonesië zal ongetwijfeld meegespeeld hebben. Lange tijd was dat een vergeten oorlog en vroegen de slachtoffers van de Japanse kampen tevergeefs om aandacht voor hun problemen. Het is in niet geringe mate aan Brouwers' spraakmakende roman 'Bezon- ken Rood' te danken dat er alsnog over werd gesproken en geschreven.
De discussie die na verschijning van 'Bezonken Rood' losbarstte was niet steeds even verheffend en beperkte zich aanvankelijk tot de vraag of Brouwers' beschrijvingen van het kamp wel waarheidsgetrouw waren. Sommigen (met Rudy Kousbroek als meest fervente woordvoerder) meenden dat de Duitse concentratiekampen vele malen erger waren dan de Jappen-kampen, anderen beweerden dat het in Indië minstens zo erg, zo niet erger was geweest. Talrijke publicaties volgden, steeds meer feiten kwamen en komen nog steeds boven tafel.
Hoewel elke vergelijking mank gaat -het leed en het lijden van individuele slachtoffers laat zich immers nooit meten- blijkt steeds duidelijker dat het in een adem noemen van de Duitse en Japanse kampen veel minder ongepast is dan Kousbroek c.s. lange tijd hebben willen doen geloven.
In 'Steeds dezelfde zon' voert Brouwers de vergelijking op in een metafoor, waarin hij de vlag van het derde rijk met het hakenkruis (oorspronkelijk het symbool van het zonnerad) vergelijkt met die andere vlag met de vuurrode, ook de zon verbeeldende, bol. Alleen al met het symbool van de zon (zowel in titel als inhoud van de toespraak) heeft Brouwers ook met deze bescheiden, zij het inhoudelijk rijke bijdrage een nieuw stukje toegevoegd aan het enorme tapijt dat zijn omvangrijke oeuvre inmiddels is geworden. Maar er zijn meer draden die deze toespraak met zijn andere werk verbinden.
Ronddwalend op de Ettersberg, die berucht werd onder de naam Buchenwald, wandelt hij door flarden mist en nevel, die hij 'begreep (...) als metaforen: alles verdwijnt en alles gaat ten onder in de schemer van het vergeten'. De roman 'Bezonken Rood', waarin Brouwers de ervaringen beschrijft van een kind en zijn moeder in het Jappenkamp, begint met de dood van de moeder, vijfendertig jaar later. De eerste woorden van het boek zijn: 'Het land ligt al weken in mist gehuld,...'. Met de dood van de moeder kan het vergeten een aanvang nemen. De roman doet echter het tegendeel: het verhaal is een lange herdenking van, zo men wil een monument voor de gestorven vrouw.
Deze paradox keert in het werk van Brouwers herhaaldelijk terug. In 'Steeds dezelfde zon heet het: '...vergeten is goed en noodzakelijk. Kunnen vergeten is een barmhartig antidotum,- niemand kan leven die niet kan vergeten'. Direct daarna volgt: 'Maar nu en dan moet men gedenken'. 'Want', luidt het een bladzijde later, 'wie zijn ogen sluit voor het verleden, is blind voor de huidige en de nog komende tijd. De geschiedenis leert dat alles altijd opnieuw kan beginnen'.
Vergeten en herdenken is een constante, een herhaaldelijk terugkerende paradox in het werk van Jeroen Brouwers. Om zijn angst voor het vergeten te bezweren, ontrukt hij marginale figuren aan de vergetelheid door over ze te schrijven. Zo beschouwd is zijn zelfmoord-boek 'De laatste deur' een gedenkboek, en zijn de stukken die hij in zijn essay-bundels schreef over bijna vergeten figuren even zovele gedenkschriften.
Met zijn toespraak bij en over de dodenherdenking heeft Brouwers een belangrijk motief aan het thema toegevoegd: herdenken als een wijze om toekomst te scheppen, dat wil zeggen hoop te koesteren.
Niet voor niets eindigt 'Steeds dezelfde zon' met een citaat van Goethe, aan wie de auteur de titel van de toespraak ontleende. Goethe wijst er op dat de zon alleen onder lijkt te gaan maar 'in werkelijkheid nooit onder gaat, maar ononderbroken straalt'.
HARRY FLEURKE