Xenia, de achttienjarige hoofdpersoon uit de novelle, heeft een tijdlang door Europa gezworven en is in de eerste bladzijde van het boek aangekomen op het centraal station van Amsterdam. Ze hoopt onderdak te vinden bij haar vrienden Alma en Daan, die ze voor haar rondzwervingen achterliet in de stad.
Die hoop wordt al snel de bodem ingeslagen. Ze treft Daan in de directe omgeving van het station aan in de meest deplorabele en desolate toestand waarin een zwerver zich kan bevinden. Hij is nauwelijks aanspreekbaar, is niet in staat of bereid iets over Alma te zeggen en Iks (zoals ze gedurende het grootste deel van het verhaal wordt genoemd en zoals ze ook zichzelf noemt) verliest hem al snel uit het oog.
Een speurtocht naar het verblijfadres van Alma loopt op niets uit en alleen door een toevallige samenloop van omstandigheden wordt voorkomen dat Iks op straat moet leven. Ze komt terecht in het huis van Cluysman, een wetenschapper die zich, na enkele teleurstellende ervaringen tijdens de studentenrevolutie van '68, in zijn huis heeft teruggetrokken en opgesloten. Iks noemt hem dan ook consequent 'Kluizenaar'.
Een week lang woont Iks bij Cluysman. Dat verblijf en de invloed die deze kortstondige relatie op de beide hoofdpersonen heeft is het centrale thema van de novelle.
Hella Haasse is veel geroemd om de humanistische waarden die ze gestalte geeft in haar werk en ook in 'Transit' lijkt dit het leidmotief. De mens is vreemdeling op aarde, maar het is het enige verblijf dat hij heeft, dus zal hij het ermee moeten doen. De naam Xenia is afgeleid van Xenos en dat 'betekent vreemdeling' legt Cluysman Iks uit. Maar hij voegt er (als Iks op het punt staat hem te verlaten) veelbetekenend aan toe 'maar ook gastvriend'. Misschien zijn we dan ons hele leven op doorreis en is elke gebeurtenis en ervaring een transit-situatie naar de volgende ervaring, maar het vreemdelingschap hoeft niet noodzakelijkerwijs tot absolute vervreemding te leiden, al is dat voor Daan dan wel het geval geweest.
Cluysman heeft weliswaar vijfentwintig jaar een geïsoleerd bestaan geleid tussen zijn boeken en grammofoonplaten, maar voor Iks was hij 'gastvriend'. Omgekeerd hielp hij Iks op haar doortocht. Haar hele leven had ze haar naam gehaat (op school werd ze gepest met: 'k zei nie ja, 'k zei nie nee) maar als ze zich tegen het eind van het verhaal, nadat ze afscheid heeft genomen van Cluysman, voorstelt aan een vreemde zegt ze tot haar eigen verbazing: 'Ik heet Xenia'. 'Bij Kluizenaar had ze haar naam hervonden' staat er dan.
Haasse ontdekte tijdens het lezen van 'Transit' tot haar eigen verrassing enkele opmerkelijke overeenkomsten tussen de drie door haar geschreven boekenweekgeschenken: alle drie gaan ze over jongeren en in alle drie de boeken spelen het vreemdelingschap en de vriendschap een belangrijke rol in de 'transit-situatie'.
Het verhaal van Xenia's zoektocht naar Alma wordt afgewisseld met fragmenten uit de persoonlijke notities die Cluysman maakt over de gebeurtenissen, herinneringen die ze in hem oproepen en citaten uit vroegere aantekeningen, die hij met behulp van Iks uitzoekt en herstelt, nadat een aantal bladzijden als gevolg van de opruimwoede van een huishoudelijke hulp waren versnipperd. Deze fragmenten zijn meer dan alleen een aanvulling op het verhaal; zij vormen een reflectie die de beschreven situatie een bredere context wil geven en probeert te duiden. Ze geven de lezer een handreiking om zich te bezinnen op het verhaal achter het verhaal.
Dat klinkt enigszins belerend, maar dat is het allerminst, mede door de manier waarop Hella Haasse deze notities heeft geschreven en in het totale verhaal vervlochten.
'Transit' is een fascinerende novelle geworden en zo geconcentreerd geschreven dat het verhaal de lezer nog lang zal heugen. Een waardig boekenweekgeschenk.
HARRY FLEURKE
Gratis tijdens de Boekenweek (16 - 26 maart 1994) bij de aankoop van tenminste f. 19,50 aan Nederlandse boeken. Na de boekenweek: f. 10,00