De toentertijd befaamde kunstcriticus Anton Cornelis Loffelt (1841- 1906) was een verzamelaar van prentenboeken en met name van enkele belangrijke Engelse illustratoren van prentenboeken: Walter Crane, Kate Greenawy en Randolph Caldecott. Voor het Nederlandse geïllustreerde kinderboek had Loffelt geen goed woord over en om deze kunst te stimuleren en een impuls te geven besloot hij een expositie in te richten, waarop zowel liefhebbers als kunstenaars kennis konden maken met wat er met name in het buitenland op dit gebied gebeurde.
In mei 1893 werd, onder de titel 'Engelsche prentkunst voor groote en kleine kinderen', in het gebouw van het Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio de tentoonstelling gehouden. Later was de expositie nog in enkele andere plaatsen te zien.
'Kleur voor kinderen' belicht de achtergronden van de expositie, gaat dieper in op de achtergronden van het werk van de belangrijkste Engelse kunstenaars en schenkt in twee afzonderlijke hoofdstukken aandacht aan de technische ontwikkelingen van de kleurendruktechniek en de pedagogische aspecten van het kinderboek.
De opzet van de tentoonstelling maakt het mogelijk om enkele antwoorden te geven op de vraag of en in hoeverre de doelstelling van de expositie honderd jaar geleden (toen het tentoongestelde materiaal immers nieuw was) bereikt werd.
In haar bijdrage komt Hannah Leuvelink tot de conclusie dat Loffelts tentoonstelling weliswaar geen eerste kennismaking met het werk van Engelse boekillustratoren was, maar aan het eind van de vorige eeuw wel een belangrijke aanzet heeft gegeven tot een 'estetisch reveil' en tot een doorbraak van het goed verzorgde Nederlandse kinderboek in de vroege twintigste eeuw. Johan de Zoete schreef een uitermate informatief hoofdstuk over 'de illustratietechniek en het kinderboek', waarin hij in vogelvlucht een aantal technieken bespreekt (net als de andere hoofdstukken voorzien van schitterende illustratieve voorbeelden) en concludeert dat Nederland ten opzichte van Engeland een grote achterstand had in te halen, deels omdat de industriële revolutie pas veel later inzette in ons land, deels omdat er in Nederland nogal verschillende opvattingen heersten over de (artistieke) eisen waaraan kinderprenten moesten voldoen.
In het slothoofdstuk 'Van deugdzaamheid tot kunstzin' toont Joke Linders aan hoezeer de ontwikkeling van illustraties in kinderboeken samenhangt met de functie ervan in het kinderboek als geheel. In de loop van de tijd en mede door de oprichting van het bibliotheekwezen nam de aandacht voor kinderboeken toe en werd er uitvoerig van gedachten gewisseld over de vraag hoe men boeken een opvoedkundige waarde kon meegeven, zonder in een overheersend moraliserende toon te vervallen. Nauw samen met die vraag hingen de ideeën over de functie van de illustratie: hun al dan niet gewenste plaats binnen het verhaal en/of de afbeelding als instrument om kinderen een zeker gevoel voor esthetiek bij te brengen.
Hoe groot het belang van goede boekillustraties in de loop van deze eeuw is geworden, moge blijken uit bijvoorbeeld een afzonderlijke prijs voor deze vorm van kinderkunst, de gouden en zilveren penseel.
Of men nu uit historische of kunstzinnige overwegingen de tentoonstelling bezoekt en/of het boek aanschaft, in beide gevallen is het alleen al vanwege de schitterende illustraties die te zien zijn de moeite waard er kennis van te nemen.
En niet te vergeten uit nostalgische overwegingen. Toen ik onlangs het boek in een gezelschap rond liet gaan, reciteerden de aanwezige ouderen spontaan enkele rijmpjes die de prenten (inmiddels weet ik alles van 'Mapje en Papje in het hazenbos') bij hen opriepen.
'Kleur voor kinderen' laat zich moeiteloos voegen in de inmiddels talrijke, voortreffelijk geïllustreerde uitgaven van de Walburg Pers.
HARRY FLEURKE
De tentoonstelling was t/m 15 januari '94 in Den Haag te zien.