Maar die medaille heeft een keerzijde. Gedichten hebben ruimte nodig, ze moeten adem kunnen halen. Om ze volledig tot hun recht te kunnen laten komen dient er op vorm en layout van de uitvoering eigenlijk niet beknibbeld te worden, al laat een pocket nauwelijks een andere keuze. Dat stemt vooral treurig omdat een aantal gedichten van Diana Ozon beter verdient. Omdat alleen 'Stad sta stil' in dit verzamelwerk nieuw is wordt in het vervolg van de bespreking uitsluitend aandacht geschonken aan de gedichten, al zijn er zeker dwarsverbindingen met 'De Ozon Expres' te leggen.
Diana Ozon heeft geen vrolijke kijk op de wereld waardoor zij zich laat inspireren. Verwaarlozing, afbraak, verpaupering en vernietiging zijn thema's die herhaaldelijk in haar werk terugkeren. 'Welkom in mijn wereld van verval' heet het in een van de gedichten uit 'Hup de zee'. Op dat moment is de wereld inderdaad nog de werkelijke wereld, de aarde die ze bereist (o.a. in een hartverscheurende en wonderschone evocatie van Afrika), blijkens enkele gedichten bij voorkeur via de zee.
Maar die wereld is zo groot en weids, dat ze ondanks de concrete beelden die ze beschrijft, vaak veel woorden nodig heeft om te zeggen wat ze zeggen wil. Tegelijk zijn de beelden dermate talrijk dat ze meer dan eens in elkaar overvloeien, over elkaar heentuimelen en zich met elkaar vermengen tot een verrassend en vaak nieuw totaalbeeld. Dwars door het verval breekt af en toe de schoonheid door, die uiteindelijk sterker blijkt en als overwinnaar tevoorschijn komt.
Het mooist heeft Ozon dat verwoord in het gedicht waarin zij zich vereenzelvigt met de aarde: 'Ik ben een bergketen/ liggend langs de rivier...'. Vanuit die positie kijkt ze toe wat de mens met haar doet (in positieve zin) maar ook wat hij haar aandoet: de aarde en de mens hebben een haat liefde verhouding: 'Ik ben vol liefde/ en hoop op tederheid/ Mijn steen/ kan het zachtste van de aarde zijn'. Die aarde, bergketen, is een dichter die haar verontwaardiging niet onder stoelen of banken steekt.
In dat fragment belijdt Ozon tenminste ook een drijfveer van haar dichterschap: 'Maar soms kan ik driftig worden/ Spuw ik zwavel/ giftige woorden/ die in gloeiende stromen/ over al wat leeft heen walsen'. Toch eindigt het gedicht met de optimistische gedachte dat de aarde het uiteindelijk wint van de mens: 'De mens is slechts een flits/ van een seconde uit mijn leven/ Ik laat vooralsnog over mij lopen'.
Zeven jaar later, in 'Stad sta stil' heeft Diana Ozon de grote wereld buiten de grenzen niet meer nodig. De gedichten beperken zich tot de kleine wereld van haar directe omgeving, haar eigen huis, de Sarphatistraat ('Mijn hart voor altijd verpand') en de stad. En met die begrenzing heeft zij ook paal en perk aan de woorden, de taal gesteld. De koortsachtige aanroepingen en bezweringen die af en toe doorklinken in 'Hup de zee' ontbreken bijna volledig. Het kariger taalgebruik is echter op geen enkele wijze ten koste gegaan van de zeggingskracht, zoals blijkt uit de prachtige liefdesverklaring die ze brengt aan haar huis: 'Ik ben je geliefde/ jij mijn vrijplaats/ ik jouw handen/ jij mijn woning/ mijn wanden.'
Herhaaldelijk komen de oude thema's van armoe en verpaupering terug in sterke, treurig stemmende gedichten over de teloorgang van de stad. De afbraak en stadsvernieuwing waarmee zoveel van het vertrouwde verdwijnt, lijkt onstuitbaar en het gebiedende 'Stad sta stil' is in de concrete wereld een schreeuw van machteloosheid, die niets uithaalt. Maar waar het werkelijke leven ontoereikend is, kan de poëzie vertroosting schenken. Want in haar gedichten lukt het Diana Ozon uitnemend om de stad stil te zetten, om wat bezig is te verdwijnen vast te leggen met haar woorden.
Niet voor niets eindigt ook deze bundel met een opmaat: 'Ik ben in de hemel/ in de wolken/ boven de Amstel'. Ook al mocht J.C. Bloem zich dan 'Domweg gelukkig, in de Dapperstraat' voelen, in de Sarphatistraat van Diana Ozon vindt hij een geduchte concurrent.
HARRY FLEURKE