In 1982 verscheen haar debuut 'Grijs China', waarmee ze in belangrijke mate bijdroeg aan het doorprikken van de mythevorming rond het Rijk van het Midden als heilstaat. Het boekje is een bundel reportages die in 1982 in NRC verschenen: journalistiek werk, maar met een literaire inslag. Carolijn Visser heeft dan wel een journalistieke achtergrond, maar in haar reisboeken gaat ze verder dan de tamelijk neutrale observaties van plaatsen, bewoners en gebruiken, met hier en daar wat citaten, die je in kranten en tijdschriften nogal eens aantreft. Ze probeert, zoals ze zelf schrijft, de ziel van een land te leren kennen; dat is het Leitmotiv van deze reis. De personen die ze ontmoet zijn levende mensen; ze praat, lacht, drinkt en huilt met hen. Ze laat af en toe iets van zichzelf zien, maar ze laat vooral de mensen vertellen.
Vietnam heeft nog altijd een lugubere bijklank. Sommige beelden van de Amerikaanse oorlog, zoals de Vietnamezen de oorlog tegen de VS noemen, behoren tot de weinige écht historische beelden, de filmfragmenten die beklijven, zoals het door napalm verbrande meisje, de bommen op Hanoi of de paniektoestanden rond het vertrek van de laatste Amerikanen uit Saigon: kortom beelden à la Apocalypse Now. Maar Vietnam is meer dan drugs, dood, hoeren, napalm, de klanken van The Doors en recentelijker bootvluchtelingen. Sinds de Vietnamese Perestroika - 'Doi Moi' - beginnen we daar ook in het Westen achter te komen. Films die in de tijd van het koloniale Frans Indochina spelen, als 'Indochine' en 'The Lover' (naar het boek van Marguerite Dumas) belichten een andere periode in de Vietnamese geschiedenis dan 'The Deerhunter.' Recentelijk verschenen fotoboeken als 'Doi Moi' en 'De Koers van de Mekong' die een kijk geven op het hedendaagse Vietnam.
Ook 'Hoge Bomen in Hanoi' laat in de eerste plaats iets zien van het hedendaagse Vietnam. Het land en de mensen zijn echter niet te begrijpen zonder ook in te gaan op de gebeurtenissen tijdens de Amerikaanse oorlog en het communistische bestuur in het Vietnam van 'na de bevrijding'. De recente geschiedenis heeft diepe wonden achtergelaten. Velen hebben traumatische oorlogservaringen door de dood van dierbaren, families zijn uiteengescheurd en wonen verspreid over de hele wereld, anderen hebben haven en goed verloren of zijn als collaborateurs van de Amerikanen gebrandmerkt door het communistische regime en zagen zich geconfronteerd met 'Berufsverbote', uitsluiting van hun kinderen van onderwijs e.d.
Deze dramatische en pijnlijke geschiedenis heeft de Vietnamezen echter niet veranderd in een volk vol verbitterde misantropen, zo is de stellige mening van de auteur. Integendeel, in 'Hoge Bomen in Hanoi' schetst ze een volk met een enorme veerkracht; een volk dat het overleven tot ware kunst heeft verheven. De Vietnamezen hebben na de oorlog 'de brokstukken bij elkaar geraapt en zijn opnieuw begonnen.'
De in Saigon woonachtige meneer Trang, een man uit gegoede klasse die veel te vrezen had na de communistische overwinning, is een goed voorbeeld van deze flexibiliteit. Zozeer dat de auteur constateert: 'Soms lijkt het wel of Vietnamezen negen levens hebben, net als katten.'
De contemporaine geschiedenis zie je ook terug in de verschillen tussen het noorden en het zuiden. In Saigon, dat vanaf de scheiding van het land in 1954 tot de hereniging in 1975, de hoofdstad is geweest van het kapitalistische Zuid-Vietnam loopt de Vietnamese perestroika veel soepeler dan in het noorden. De Saigonezen zijn losser en internationaler gericht dan de burgers in Hanoi, 's avonds bruist het uitgaansleven er, terwijl het in Hanoi dan stil is op straat.
Achteraf moet je als lezer constateren dat ze de ziel van Vietnam niet heeft kunnen ontdekken, wat an sich overigens niets afdoet aan het boek. Afgezien van de vraag of je überhaupt kunt spreken van een generaliserend concept als 'de ziel' van een volk of van een land, was het ook erg onwaarschijnlijk dat de auteur in haar 'missie' had kunnen slagen. De mensen die Carolijn Visser spreekt, komen veelaluit gegoede en/of intellectuele milieus. Ze ontmoet ondernemende jongeren, journalisten, schrijvers e.d, van wie de meesten uitstekend Frans en/of Engels spreken. Het gewone volk, zeker op het platteland, kan enkel benaderd worden met gids/tolk en een politievergunning in de binnenzak. Een dwarsdoorsnede van de Vietnamese bevolking komt in 'Hoge Bomen in Hanoi' zeker niet aan het woord.
Een ander bezwaar is dat die andere recente oorlog -de invasie in Vietnam in 1979 en daarmee samenhangend een grensoorlog met China- in het hele boek niet voorkomt. In een oorlogsmoe land als het pas verenigde Vietnam, moet een dergelijke situatie toch grote invloed hebben gehad op de gemoedsrust van de mensen. Verder staat de auteur op momenten toch wel iets te veel in tussen de lezer en de Vietnamezen die ze aan het woord laat.
Dat de auteur een licht hypochondrische aanleg heeft of dat ze (enigszins naïef) geld en ander waardevolle spullen onbeheerd op haar hotelkamer achterlaat met alle vervelende gevolgen vandien, zijn passages die detoneren in een boek dat zich verder in een adem laat uitlezen.
Na lezing van 'Hoge Bomen in Hanoi' had ik werkelijk even het gevoel alsof ik er zelf was geweest. Maar dat komt nog wel.
HENK BOON