Uitgeverij Prometheus komt de eer toe deze grote onbekende, de Columbiaanse schrijver Alvaro Mutis in Nederland te hebben geïntroduceerd. Dat gebeurde in 1990 met de vertaling van Mutis' novelle 'De laatste reis van de Tramp Steamer'. Met dit verhaal was meteen de toon gezet van wat ook in de daarna verschenen boeken een centraal thema in Mutis' werk zou blijken: het zwervende bestaan van zeelui op de oceaan. In 1991 volgde de trilogie 'De boeken van de onstuimige zuidenwind', waarin de auteur verslag doet van de reizen en avonturen van de zeeman Maqroll el Gaviero, een naam die letterlijk vertaald 'marsgast' betekent.
Vroeger werd op zeilschepen één matroos aangewezen als marsgast. Hij moest boven in de mast de omgeving in de gaten houden en alarm slaan wanneer hij onraad meende te bespeuren.
'De lokroep van de zee', het boek dat onlangs verscheen, bestaat uit twee delen, is zelfstandig te lezen maar tegelijk een vervolg op de Maqroll-trilogie.
In het eerste deel 'Amirbar' onderneemt Gaviero een tocht naar een in onbruik geraakte goudmijn, in de hoop daar fortuin te maken. Tijdens zijn onderzoek in de mijn komt hij tot de ontdekking dat hij ten onrechte het water heeft verlaten voor de aarde (of het onderaardse) en hij hoort de lokroep van de zee.
In het tweede deel staat Maqrolls vriend Abdul Bashur centraal, die lezers van de trilogie al kennen als de trouwe reisgenoot van Gaviero en zijn deelgenoot in verscheidene avonturen.
De Latijns-Amerikaanse literatuur, die in een periode van pakweg drie decennia tot grote bloei is gekomen, kenmerkt zich o.a. door een perfecte beheersing van de vertelkunst. Mutis zet die traditie op indrukwekkende wijze voort. In tegenstelling tot andere Zuid-Amerikaanse schrijvers, zoals Márquez, ontbreekt echter het metafysische aspect, het magisch realisme (een begrip waar Márquez trouwens een bloedhekel aan heeft) bijna volledig. Bijna, want ondanks de beheerste toonzetting en zorgvuldige composities van zijn boeken weet Mutis zijn hoofdpersonen Gaviero en Bashur zo te beschrijven dat zij allengs mytische proporties aannemen. De invloed die zij bijvoorbeeld op vrouwen uitoefenen is even wonderbaarlijk als vanzelfsprekend. In het tweede deel van 'De lokroep van de zee' omschrijft een pensionhoudster, die ze met succes inschakelen voor een van hun riskante zaakjes, de twee vrienden als 'een magiër op vakantie' en een 'maanzieke Libanees'.
Vrouwen vertegenwoordigen in beide boeken het noodlot, in de betekenis van 'fataal' en zij hebben altijd direct met de dood te maken. In 'De boeken van de onstuimige zuidenwind' gaat Maqroll bijna dood, nadat hij met een inlandse vrouw naar bed is geweest en dat hij doodziek wordt, wordt toegeschreven aan die daad. In datzelfde eerste deel 'De sneeuw van de admiraal', dat grotendeels bestaat uit een dagboek dat Gaviero bijhoudt tijdens een tocht over de rivier, noemt Maqroll de dood 'zij' en een 'mevrouw (die) altijd al mijn gangen is nagegaan en mijn stappen heeft geteld'.
In het tweede deel 'Ilona komt met de regen' sterft Ilona -de gedeelde liefde van de beide vrienden- aan het eind van het verhaal, door toedoen van een andere vrouw. In 'Amirbar', het eerste deel van 'De lokroep van de zee' is het de vrouw Antonia die zich bij Gaviero vervoegt om hem met het goudzoeken te helpen, maar uiteindelijk het gezicht of de personificatie van de dood blijkt te zijn. Tenslotte wordt ook de levensbedreigende situatie rond een drugshandelaar, waar Abdul Bashur in terecht komt, ingeluid door informatie die Bashur krijgt van een Engelse vrouw. Overigens is dezelfde thematiek in zekere mate al te vinden in de verhouding tussen Jon Iturri, kapitein van de Alycoon, en de Libanese eigenaresse van de Tramp Steamer, de hoofdpersonen in 'De laatste reis van de Tramp Steamer'.
Alle verhalen laten zich lezen als metafoor voor de onontkoombaarheid van het lot en de onmogelijkheid -dus zinloosheid- om dat te proberen. Bijna alle 'projecten' die de hoofdpersonen ondernemen- grotendeels binnen het grijze schemergebied tussen wat wettig en onwettig is- zijn gedoemd om te mislukken. Wanneer een zaak wel goed afloopt, zoals het 'tapijt-avontuur' in 'De lokroep van de zee', steken ze het verdiende geld meteen in een nieuwe zaak waarvan ze al bijna bij voorbaat weten dat de kans van slagen praktisch nihil is.
Misschien is Mutis van alle Latijns-Amerikaanse auteurs wel de eerste die er zo goed in slaagt om dat moeilijke en moeilijk te doorgronden Spaanse begrip 'duende' te vertolken. Duende: de dood is overal en altijd en staat midden in het leven. Dat is een feit waarvan de ervaring deel uitmaakt in en binnen het leven zelf. Wellicht is dat ook de reden dat het hebben van doelen dan wel zinloos maar niettemin nodig is, omdat de weg er naar toe uitmaakt wat onder 'het leven' moet worden verstaan.
In zijn dagboek (in de Maqroll-trilogie) maakt Gaviero daar een notitie over, die hij, in een dialoog met Abdul Bashur, opgenomen in 'De lokroep van de zee', ongeveer herhaalt: 'Een karavaan symboliseert of vertegenwoordigt niets. Wij vergissen ons als we denken dat zij ergens heen gaat of ergens vandaan komt. De betekenis van de karavaan begint en eindigt in het feit dat zij zich verplaatst. Dat weten de dieren die er deel van uitmaken, de kameeldrijvers weten dat niet. Zo zal het altijd zijn'.
Alvaro Mutis is niet alleen een begenadigd verteller, hij beheerst het literaire spel tot in zijn vingertoppen. Op uiterst geraffineerde wijze legt hij verbindingen tussen de Maqroll-trilogie en 'De lokroep van de zee'. In beide boeken krijgt zijn eruditie zowel als zijn poëzie een plek. Het eerste bereikt hij door van Gaviero een belezen man te maken met een grote belangstelling voor bepaalde periodes uit de geschiedenis van Europa. Daarnaast leert men hem kennen als een liefhebber van de Franse literatuur.
De persoon van Maqroll kreeg al eerder gestalte in Mutis' gedichten. In een 'aanhangsel' van 'De boeken van de onstuimige zuidenwind' besteedt de auteur aandacht aan de -nooit geheel opgehelderde- laatste levensdagen van zijn hoofdpersoon. Zo doet hij een geschrift over de dood van Maqroll Gaviero af als volgt: 'Maqrolls dood, die in dit heel duidelijk apocriefe boekje wordt verteld, is te zeer doordrenkt van literatuur om geloofwaardig te kunnen zijn'. In een voetnoot is de titel van dat boekje opgenomen: 'Summa de Maqroll el Gaviero' , uitgegeven in 1973. Het boekje met die titel nu ( in de voetnoot wordt geen auteur vermeld) blijkt een bloemlezing te zijn van Mutis' poëzie over de periode 1948-1970, dat inderdaad in 1973 in Barcelona werd uitgegeven.
Zowel 'De boeken van de onstuimige zuidenwind' als 'De lokroep van de zee' mag niemand zich laten ontgaan, de liefhebber van een goed verhaal evenmin als degene die van (Latijns-Amerikaanse) literatuur houdt.
Márquez heeft niet overdreven. Te hopen valt dat Alvaro Mutis, die dit jaar zeventig is geworden, nog een aantal jaren heeft te gaan. Al was het alleen maar om dat ene verhaal nog te vertellen, waar hij in beide boeken tot nu toe slechts summier op in is gegaan: de geschiedenis van Gaviero en de uitbaatster van het etablissement met die even schitterende als mysterieuze naam 'De sneeuw van de admiraal'; de vrouw van wie de naam in alle verhalen op de meest onverwachte momenten opduikt en die Maqroll in 'De lokroep van de zee' omschrijft als '...een onvergetelijke vrouw die zo belangrijk zou worden in mijn leven...': Flor Estévez.
HARRY FLEURKE