Van Alfred Hitchcock wordt verteld dat hij de filmrechten van het boek 'The Birds' kocht, vervolgens een eigen verhaal maakte en voor de film uitsluitend de titel gebruikte. Over het algemeen gaan regisseurs niet zover in hun 'bewerking' al blijven er maar weinig verfilmingen echt dicht bij het boek waarop filmmakers zich baseren. Een dergelijk fenomeen doet zich eveneens voor bij musicalbewerkingen. Uiteraard zijn de theatrale mogelijkheden beperkter dan bij het medium film, maar ook de vorm (muziek en liedteksten) vereist nu eenmaal een drastische aanpassing van de oorspronkelijke tekst. Dat het desondanks mogelijk blijft om de intentie van het boek zoveel mogelijk recht te doen, bewijst Andrew Lloyd Webber telkens opnieuw. Zijn eerste musical had de bijbelse figuur Jozef tot onderwerp en zijn grote doorbraak bereikte hij eveneens met een bijbelverhaal: Jesus Christ Superstar'. De musical 'Cats' vervolgens is gebaseerd op katten-gedichten en over enkele maanden beleeft Webbers 'The Phantom of the Opera', naar het gelijknamige boek van Gaston Leroux zijn Nederlandse première.
Niet iedereen zal het eens zijn met de keuzes en interpretaties van Webber, maar hij behandelt de tekst meestal met respect. En wat er verder ook op bewerkingen valt af te dingen, ze hebben tenminste één positief effect: de mensen kopen weer eens een boek. Wie zou ooit een 131 jaar oude roman als 'Les Misérables' van Victor Marie Hugo hebben aangeschaft en wellicht ook nog lezen zonder het enorme succes van de gelijknamige musical?
Alleen al daarom is het een goed initiatief van uitgeverij Bruna om, na 'Les Misérables', met een Nederlandse vertaling van 'Le fantome de l'Opéra' te komen, zoals de oorspronkelijke titel van Leroux' roman luidt.
Wat voor Hugo in geringe mate gold, gaat zeker op voor Gaston Leroux: zonder de bewerkingen (vóór de musical werden er verschillende -meer en minder succesvolle- filmversies van gemaakt) zouden auteur en roman ongetwijfeld in de vergetelheid zijn geraakt.
Gaston Leroux leefde van 1868 tot 1927. Hij studeerde rechten, maar koos uiteindelijk voor het schrijverschap, daartoe in gelegenheid gesteld door een royale erfenis van zijn vader. Leroux kreeg enige vermaardheid als reporter en oorlogscorrespondent in de eerste wereldoorlog.
Zijn eerste roman (een detective) was 'Het geheim van de gele kamer', waarmee hij als auteur van mysterie-verhalen de aandacht op zich wist te vestigen. 'Het geheim van de gele kamer' werd een klassieker in het genre.
Leroux was een bewonderaar van het werk van Edgar Allan Poe en Sir Arthur Conan Doyle en met name de invloed van Poe is in 'Het spook van de Opera' zeer herkenbaar. Hierover dadelijk meer.
In 1911 verscheen 'Het spook van de Opera', gebaseerd op een legende waarin sprake is van een geest die rondwaarde in het immense gebouw en verantwoordelijk zou zijn geweest voor verschillende geheimzinnige sterfgevallen. (In enkele andere bronnen die ik raadpleegde wordt overigens 1910 als verschijningsjaar van het boek genoemd) Critici besteedden er nauwelijks aandacht aan en de verkoop liep stroef. Pas door de verfilming in de twintiger jaren met de acteur 'met de duizend gezichten' Lon Chaney in de hoofdrol kwam de roman in de belangstelling.
Een oude jeugdvriend van Christine, de jonge edelman Raoul de Chagny, raakt tijdens een optreden onder bekoring van de zangeres en wordt verliefd op haar. Maar om allerlei redenen lijkt die liefde slechts van één kant te komen, tot Christine haar liefde voor Raoul bekent en vertelt dat hun liefde gedoemd is op niets uit te draaien omdat zij een groot geheim met zich meedraagt.
Dat geheim is 'het spook van de Opera'. Het spook blijkt een misvormde man te zijn, Erik, die als aannemer betrokken was bij de bouw van de Opéra en in de onderaardse gewelven van het gebouw een aantal kamers voor zichzelf bouwde. Via een ingenieus stelsel van gangen, geheime deuren en bijzondere sloten verschaft hij zich toegang tot zijn eigen woonvertrek en tot alle andere verdiepingen van de Opéra. Deze Erik blijkt uitzonderlijk getalenteerd, niet alleen in de bouwkunst, maar ook in de magie (dat woord klinkt toch mooier dan goochelkunst) en in de muziek. Aan Christine openbaart hij zich als de (ooit door haar vader beloofde) 'engel der muziek', die haar zangkunst vervolmaakt. Hij bekent zijn liefde voor Christine en probeert door middel van zijn kunsten Christine aan zich te binden.
Aanvankelijk is de zangeres wel gecharmeerd van Erik, tot deze haar steeds meer in zijn macht krijgt, haar onder dwang meevoert naar zijn onderaardse gewelven en Christine oog in oog komt te staan met de engel die een 'monster' blijkt te zijn. Uiteindelijk wordt zij door Erik gevangen genomen en moet zij door Raoul bevrijd worden.
Raoul wordt in zijn actie gesteund door 'De Turk', een Pers die Erik en zijn verleden kent en tijdens de bevrijdingspoging veel geheimen van Erik en de Opera ontsluiert.
Alles loopt uiteindelijk goed af en de hoofdstukken waarin de afwikkeling beschreven wordt, behoren tot de fascinerendste van de roman.
Van veel meer invloed zijn zijn essays over literatuur en in de eerste plaats natuurlijk de verhalen die hijzelf schreef. Hij wordt wel de 'vader van het detective-verhaal' genoemd en hij wist fantasie en een logische redeneertrant op meesterlijke wijze te combineren met een groot gevoel voor klassieke vormgeving in de meest uiteenlopende genres.
Een van de technieken die Poe veelvuldig toepast is de wijze waarop hij de meest ongeloofwaardige zaken aannemelijk probeert te maken, een techniek die ook Leroux frequent toepast. De verteller treedt terug en laat zijn verhaal vertellen door iemand die als betrouwbaar, nuchter en fantasieloos te boek staat. Leroux doet dat o.a. met de ongelukkige toneelknecht, die in 'Het spook van de Opera' als eerste komt met een vrij nauwkeurige beschrijving van de gedaante van 'het spook'. In de loop van het verhaal (en ook dat heeft Leroux van Poe geleerd, al maakt hij er op zijn eigen manier gebruik van) worden de gebeurtenissen steeds fantastischer en mysterieuzer, waarna ze tegen het eind stuk voor stuk minitieus worden ontrafeld: voor elke aanvankelijke merkwaardigheid blijkt een logische en soms voor de hand liggende verklaring te zijn.
Om solide over te komen maken beide auteurs niet alleen gebruik van 'betrouwbare getuigen', ook citeren zij belangrijke geschriften van derden over de onderwerpen die zij aan de orde stellen. Poe was er een meester in om verschillende elementen in de wereldliteratuur te gebruiken, te bewerken en om te vormen tot materiaal voor zijn eigen verhalen en ook Leroux doet dat veelvuldig.
In moderne romans met meerdere niveau's en lagen werken auteurs nog altijd volgens hetzelfde procedé, zij het veel minder nadrukkelijk en doorzichtig als Leroux dat heeft gedaan. 'Het spook van de Opera' laat zich o.a. lezen als een moderne bewerking van Goethe's Faust, hoewel Faust hier een vrouw (Christine) is en Mephistopheles model staat voor Erik. Leroux wijst herhaaldelijk op die vergelijking omdat Christine vooral schittert in haar rol van Marguerite in 'de Faust'. In Leroux' tijd was waarschijnlijk duidelijk om welke muzikale uitvoering het ging zodat hij het niet noodzakelijk vond om de componist te vermelden. Uit de in de roman opgenomen liedteksten valt overigens vrij eenvoudig af te leiden dat het gaat om uitvoeringen van Berlioz 'opéra de concert': 'La damnation de Faust' volledig gebaseerd op de teksten van Goethe.
Verder wijst Leroux op de vergelijking tussen het drama waarvan hij verslag doet en Shakespeare's 'Othello' (waarbij de rol van Desdemona uiteraard weer voor Christine is weggelegd) en Romeo en Julia.
Maar één keer ben ik een verwijzing tegengekomen in de tekst zelf, zonder dat Leroux daar een nadere uitleg voor geeft. Dan beschrijft de auteur de weg naar de onderaardse gewelven van de Opera, die bereikt werden via cirkelvormige gangen die steeds verder naar beneden leidden. Christine neemt tijdens haar ontvoering schimmige figuren waar, bij grote vuren. De beschrijving doet direct denken aan Dante's Divina Commedia, wanneer Dante met Vergilius langs een cirkelvormig pad spiraalsgewijs afdaalt naar het Inferno, de Hel.
De bovenstaande voorbeelden zijn overigens moeiteloos uit te breiden met een aantal andere.
Voor liefhebbers van literatuur valt er het nodige 'extra' te ontdekken. De Nederlandse vertaling loopt uitstekend, al is niet duidelijk of het boek uit het Frans of uit de Engelse editie is vertaald. Naam van een vertaler ontbreekt, maar de inleiding van Peter Haining wekt de suggestie dat het om een versie uit het Engels gaat. Die indruk wordt nog eens versterkt doordat op het omslag gebruik is gemaakt van de musical-affiche (heel mooi trouwens) met de Engelse titel.
Rest de vraag: wanneer het boek te lezen: voor, na of in plaats van het zien van de musical? Persoonlijk maakt het mij niet zoveel uit. Als het maar gelezen wordt. Want ook 82 jaar na dato is het alleszins de moeite waard.
HARRY FLEURKE