Wie ooit de Taj Mahal in de Noordindiase stad Agra heeft bezocht, zal het beamen: het 'liefdesgraf' dat de Moghulkeizer Sjah Jahan voor zijn vrouw liet opwerpen is een van de mooiste, zo niet het mooiste, bouwwerk dat de mensheid ooit heeft voortgebracht. Het uit massief marmer opgetrokken architectonische wonder deed de Egyptische feministische arts/schrijfster Nawal El Saadawi onmiddellijk denken aan de piramides in haar land.
Vele Indiërs zien de Taj Mahal als de belichaming van hun rijke geschiedenis.Voor Saadawi is geschiedenis echter meer dan vestingen, gebouwen en piramides. Geschiedenis is het verhaal van miljoenen mensen, hun voortdurende strijd om het bestaan en hun verzet tegen uitbuiting door koningen, keizers en andere machthebbers. De Taj Mahal is slechts symbool van deze uitbuiting, net zoals de piramides gebouwd met het bloed en zweet van duizenden machtelozen.
Saadawi maakte in 1975 een lange reis naar India en publiceerde in 1986 een reisverslag, waarvan nu de vertaling uit het Arabisch door Karin Malta en Astrid de Groot is verschenen bij Furie. In de Nederlandse reisliteratuur komt India nauwelijks aan bod; een auteur als Hans Plomp ('In India') is een uitzondering.
In de Engelstalige literatuur ligt dit anders. Schrijvers zoals Eric Newby, Mark Shand en Paul Theroux hebben verslag gedaan van hun reizen door India. Wat veel van dit soort boeken gemeen hebben is het 'avontuurlijke' karakter. Dankbaar terend op de exotica in den vreemde om hun westerse lezers te onderhouden, voer Newby de Ganges af, trok Shand op een olifant door de deelstaten Bihar en Orissa en verplaatste Theroux zich per trein door India. Alleen al vanwege haar totaal verschillende achtergrond is de Nederlandse vertaling van Saadawi's boek de moeite waard.
In weinig woorden schetst Saadawi een redelijk totaalbeeld van het immense land met de vele gezichten. Ze loopt door slums, praat met arme theepluksters, is te gast bij een Parsi-familie, spreekt gevierde Indiase schrijfsters, citeert Engelse schrijvers, heeft een interview met wijlen premier Indira Gandhi, weidt uit over de hindoefilosofie in de Bhagavad Gita, observeert westerse toeristen en zakenlieden, kortom ze oriënteert zich zo breed mogelijk.
Voortdurend komt haar Egyptische achtergrond naar voren. Ze ziet verschillen tussen beide landen, bijvoorbeeld wat betreft de rolverdeling tussen mannen en vrouwen, maar bovenal ziet ze overeenkomsten. Beide landen hebben een rijke geschiedenis, maar verkeren nu in een afhankelijke situatie van het westen en hebben te kampen met kolossale armoede.
'Reis naar India' is een fragmentarisch geschreven en bijzonder persoonlijk document, waarin ze haar engagement niet onder stoelen of banken steekt. Door deze opstelling laat het boek zich haast lezen als een politiek-economisch pamflet in literaire vorm, dat de macro 'dependencia' theorie van radicale ontwikkelingsdenkers uit de derde wereld als Cardoso, Dos Santos en Amin illustreert op het niveau van het alledaagse leven in India, ook al was dat misschien niet Saadawi's expliciete bedoeling. 'Dependencia' (afhankelijkheid) is een eufemisme voor imperialisme; de onderontwikkeling van de derde wereld is volgens de dependencia theoretici het gevolg van de structurele afhankelijkheid van de periferie (ontwikkelingslanden) van het centrum (westerse landen), opgebouwd gedurende het kolonialisme en bestendigd in het post-koloniale tijdperk.
Het centrum in de derde wereldlanden zelf, de verwesterde elite, fungeert daarbij als agent van westerse belangen, en de verarmde massa's hoeven dan ook weinig heil te verwachten van de nationale overheid.
Saadawi gebruikt deze termen niet, maar in theepluksters en trottoirbewoners zijn gemakke- lijk de exponenten van de periferie te zien, in de westerse toeristen en experts en de gegoede Indiërs "die in auto's rijden" de exponenten van het economisch, politiek en cultureel oppermachtige centrum. In haar ijver om te sympathiseren met de underdog, trapt Saadawi helaas in de voor de hand liggende valkuil de zaken te zwart-wit voor te stellen. In een reisverslag, ook al is dat politiek getint, mag je toch een zekere mate van nuancering verwachten. Op momenten vervalt de auteur in stereotyperingen en generalisaties. Saadawi schildert de Indiërs af als een volk dat "elke vorm van leven respecteert en wiens filosofie ervan uitgaat dat het leven heilig is en dat geen enkel levend wezen, al is het maar een mug, gedood mag worden," daarbij refererend aan het Jaïnisme, een minderheidsgodsdienst (0.5% van de bevolking), waarvan sommige aanhangers rondlopen met monddoekjes om niet per ongeluk een insekt op te snuiven en aldus te doden. Hindoegeschriften propageren inderdaad een respect voor het leven, maar dat doen ook veel andere oosterse en westerse religieuze en filosofische geschriften. De recentelijke communale rellen na de verwoesting van de moskee in Ayodhya, met als gevolg naar schatting 1200 doden, bewijzen weer eens dat de alledaagse praktijk totaal anders is dan de theorie. Dat is in India niet anders dan in gemengd islamitisch/christelijk Bosnië of boeddhistisch Birma.
Een uitspraak als dat toeristen en zakenlieden met superieure blik in hun blauwe ogen neerkijken op bruine gezichten (zoals van Saadawi zelf), is een ander voorbeeld van een stevige veralgemenisering.
Het is dit soort passages dat afbreuk doet aan 'Reis naar India'. Saadawi toont zich op die momenten teveel een getergd en verongelijkt auteur. Dat is jammer, zeker daar ze dergelijke uitspraken helemaal niet nodig heeft om haar visie kracht bij te zetten: voor het overgrote deel is 'Reis naar India' een beeldend geschreven reisverslag van een sociaal bewogen vrouw, waarvan de strekking niet alleen duidelijk is, maar ook tot reflectie stemt.
Voor de massa's in India is er sinds 1975 helaas weinig veranderd.
HENK BOON
Deze recensie is - in kortere vorm - eerder gepubliceerd in Intermediair, 19 maart 1993.
'Reis naar India'