MAGISTRAAL EPOS OVER DE WERELD DER MIEREN


Bernard Werber: 'De mieren'

Dieren hebben in de literatuur altijd een prominente plaats ingenomen. Al in de zesde eeuw voor Christus schreef de Griekse slaaf Aesopus dierfabels, waarvan er een aantal zijn vertaald in het dertiende eeuwse Nederlandse werk 'Esopet'. Wereldberoemd werden de Fabels van Jean de la Fontaine, die leefde in de vijftiende eeuw.

Dieren worden in fabels opgevoerd met menselijke karaktereigenschappen. Gezien de moraliserende strekking van de fabel werd een bepaald dier de verpersoonlijking van een menselijke (on)deugd. Denk aan de sluwheid van de vos.

Daarnaast en vooral nadat de fabel als genre over zijn hoogtepunt heen was, ontstond de diernovelle. Deze was langer dan de fabel en minder moraliserend. Bovendien krijgen in de novelle dieren voor het eerst eigennamen.

Een hoogtepunt in de Middelnederlandse literatuur in dat opzicht is 'Van den Vos Reinaerde' (dat later door verschillende auteurs opnieuw bewerkt is: o.a. door Stijn Streuvels en -in 1955- Louis Paul Boon).

Een van de hoogtepunten van de wereldliteratuur, 'Moby Dick' van Herman Melville, beschrijft de jacht van kapitein Ahab op een witte walvis. Hoewel Melville het boek in 1851 schreef zou het tot de jaren twintig van deze eeuw duren voor hij als een van de grootste Amerikaanse auteurs werd herkend en erkend.

Van recentere datum is Richard Adams' 'Waterschapsheuvel', dat een revival beleefde door de gelijknamige animatiefilm en door de song van de film, 'Bright eyes', gezongen door Art Garfunkel.

Minstens zo indrukwekkend en ten onrechte veel minder bekend is de roman over een mollen-gemeenschap, de 'Duncton saga' van William Horwood. Beide boeken zijn dierenromans en hebben de kenmerken van de diernovelle: er wordt over de dieren geschreven in termen van menselijk gedrag en menselijke emoties, terwijl ze allemaal eigennamen dragen en ook hun leefwereld wordt aangeduid met eigen -uiteraard door de dieren gegeven- namen.

In ons eigen taalgebied is Anton Koolhaas de onbetwistbare meester van het genre.

Mensen speelden in de fabels en novellen geen of een tamelijk onbelangrijke rol. In de dierenroman en dus gezien vanuit de positie van het dier is de mens meestal niet het fraaie volmaakte wezen, dat hij van zichzelf denkt te zijn. De mens vormt een bedreiging en is aanstichter van veel kwaad in het dierenrijk.

In 'De mieren' van de Franse wetenschappelijk onderzoeker Bernard Werber wordt de mens naast het dier gezet, alleen al door de vorm en opbouw van de roman. Een thrillerachtig verhaal, spelend in de mensenwereld, over een geheimzinnige kelder, wordt afgewisseld met een niet minder spannend epos vol avonturen in de wereld van de mieren. De mensen in het verhaal hebben iets te maken met de bestudering van het gedrag van mieren, maar hoe en wat, blijft tot op de laatste bladzijden een raadsel. De kelder was ooit eigendom van oom Edmond Wells, de auteur van de 'Encyclopedie van de relatieve en de absolute kennis', die door Werber veelvuldig wordt 'geciteerd'. Na diens dood gaat het appartement, waarvan de kelder deel uitmaakt, over naar zijn neef Jonathan. Edmond waarschuwde Jonathan per brief nooit de kelder te betreden. Uiteindelijk slaat Jonathan die waarschuwing in de wind. Meerdere malen bezoekt hij de kelder, ondanks de angst en afkeer van zijn vrouw en kind voor die expedities. Op een dag keert Jonathan niet terug. Eerst verdwijnt zijn vrouw, later zijn zoon, gevolgd door een aantal politiemensen dat is ingeschakeld om op onderzoek uit te gaan.

Dan besluit de grootmoeder van Jonathan (een zeer oud, zeer humoristisch mens) samen met enkele mensen die zij vraagt om met haar mee te gaan, zelf in de kelder af te dalen.

In de mierenwereld speelt de mens geen enkele rol. Zo lijkt het tenminste. In de kolonie Bel-o-kan spelen zich vreemde dingen af, constateert een van de rode bosmieren die tot de gemeenschap behoort. Als hij na een jachtexpeditie, waarbij al zijn soortgenoten plotseling verdwijnen zonder dat er een spoor van hen terug is te vinden, zijn verhaal probeert te vertellen, is er niemand geïnteresseerd of men gelooft hem eenvoudigweg niet. Nog merkwaardiger wordt het als hij belaagd wordt door medebewoners met een vreemde 'steengeur' (geuren zijn vaak synoniem voor emoties in het verhaal, zij brengen gedachten, boodschappen en gevoelens over), die hem bedreigen en proberen te elimineren. Eerst probeert hij in zijn eentje uit te zoeken wat er aan de hand is, later geholpen door twee andere bosmieren. Zo ontwikkelt zich een schitterende queeste naar de oplossing van duistere geheimen. (een van de parallellen in het boek: de mieren waarom het draait zijn een vrouwtje en twee mannetjes, de grootmoeder die in de kelder afdaalt wordt vergezeld door twee heren)

Als wetenschapper heeft Werber onderzoek gedaan naar het gedrag van mieren en zijn beschrijvingen van wat er zich afspeelt doen authentiek aan. Uiteraard maakt ook hij gebruik van het menselijke begrippenkader om de betekenis van gedragingen en gebeurtenissen die zich in het mierenrijk afspelen te beschrijven. Liefde, haat, bedreiging, seks, oorlogen, architectuur, geschiedenis, niets is de mieren vreemd. Het is verbazingwekkend hoeveel de mierenwereld lijkt op de menselijke. Niet voor niets wordt in de roman sterk het idee van parallelle werelden ontwikkeld, met verwijzingen naar buitenaardse beschavingen.

Is er een symbiose mogelijk tussen deze twee verschillende organismen? Op die vraag geeft Werber een origineel antwoord. Gedetailleerd en uiterst meeslepend beschrijft de auteur de opkomst en ondergang van een even vreemde als vertrouwde beschaving. Terwijl het leven van mieren na de winter op gang komt, spelen zich in en rond de kelder allerlei merkwaardige gebeurtenissen af, waarvan de betekenis tot de laatste bladzijden geheim blijft, wanneer de spanning van het avontuur voor de lezer bijna ondraaglijk is geworden. De roman heeft dan ook een zeer verrassend plot.

Het is Bernard Werbers grote verdienste dat hij wetenschappelijke informatie weet te transformeren tot een fascinerend verhaal, dat tot het eind de aandacht gevangen houdt. '

De mieren' is een van die boeken, waarvoor gewaarschuwd zou moeten worden: wie er aan begint, houdt pas op als het uit is. En dat voor een debuutroman. Terecht was het boek in Frankrijk een bestseller en werd het bekroond met de Grand Prix des lecteurs de Science et Avenir.

Het vervolg 'De dag van de mieren' staat momenteel op de eerste plaats van de Franse Boeken Top Tien.

Wat mij betreft kan Arena niet gauw genoeg met de (beloofde) vertaling komen.

Hoewel de vertaling over het geheel genomen een goede en verzorgde indruk maakt, wordt er nogal rommelig met de begrippen 'hen' en 'hun' omgesprongen. Misschien kan de uitgever daar bij het vervolg (of in een tweede druk van 'De mieren') aandacht aan schenken. Maar die opmerking is (om in stijl te blijven) een beetje miereneukerij.

HARRY FLEURKE


'De mieren'
Bernard Werber
Uitg. Arena - Amsterdam

ISBN 90 6974 041 9

f. 39,50

© St. NoPapers

Terug naar overzicht