In de Nederlandse vertaling wordt Annie Cohen-Solals boek over Jean-Paul Sartre nog schaamteloos 'zijn biografie' genoemd. Alsof met deze levensbeschrijving het laatste woord over de Franse filosoof gezegd zou zijn. De oorspronkelijke titel is aanmerkelijk minder pretentieus. Daarin wordt volstaan met de naam en het geboorte- en sterfjaar van Sartre.
Eenzelfde merkwaardig fenomeen doet zich voor bij Peter Gay's indrukwekkende biografie over Freud. De oorspronkelijke titel luidt: 'Freud: a life for our times'. Dat werd in het Nederlands: 'Sigmund Freud - zijn leven en werk', wat aanzienlijk arroganter klinkt.
De laatste jaren echter lijken biografen en hun vertalers er zich in toenemende mate van bewust te zijn dat een levensbeschrijving niet los kan worden gezien van het standpunt en de visie van de auteur, de biograaf. Daarom doet de titel van Michel van der Plas' boek over Gezelle 'Meneer Gezelle - biografie van een priester-dichter' al veel vriendelijker aan, omdat de suggestie van 'het laatste woord' in ieder geval ontbreekt. Meer dan terecht overigens in dit geval.
Hoe het ook kan en hoort is te lezen in de levensbeschrijving van de Franse filosoof Michel Foucault door Didier Eribon, die verscheen onder de sympathieke titel: 'Michel Foucault - een biografie'. Dat simpele woordje 'een' laat alle ruimte voor andere invalshoeken, analyses en interpretaties dan die van de auteur. Eribon benadrukt in zijn boek meer dan eens die andere mogelijkheden, wat de biografie alleen maar oprechter maakt.
Het onlangs verschenen boek 'Het eigenzinnige leven van Angele Manteau' door Greta Seghers is een voorbeeld van wat een biografie vooral niet moet zijn. Dat begint al met de keuze die de auteur -historica nota bene- maakte voor de vorm waarin zij het grootste deel van het werk goot: 'Ik schreef haar verhaal in de ik-vorm, ervan uitgaande dat dit mijn eigen betrokkenheid groter en de afstand tot Angele Manteau kleiner zou maken'. Een merkwaardig standpunt voor een biograaf die immers een grootst mogelijke betrokkenheid dient te paren aan een grootst mogelijke distantie.
Het kiezen voor de ik-vorm, waarin de geportretteerde sprekend wordt opgevoerd, beperkt de mogelijkheid van analyse, interpretatie en kritische kanttekeningen. En hoe boosaardig en manipulerend de Vlaamse uitgeefster Manteau ook uit het boek naar voren mag komen, één ding moet haar worden nagegeven: zij was het niet eens met de door Seghers gekozen vorm.
Seghers' verantwoording achteraf voor die keuze is tamelijk zwak: 'Slechts op die manier kon ik me onthouden van mijn persoonlijk, al dan niet kritisch commentaar'. Maar is juist dat commentaar niet een substantieel onderdeel van elke biografie? In het licht van die uitspraak doet het enigszins huichelachtig aan, als Seghers een bladzijde later opmerkt dat ze er meer en meer van overtuigd raakte dat Manteau 'bezig was haar biografie te regisseren,...terwijl ze in feite een hagiografie bedoelde'.
Het is nauwelijks voorstelbaar dat Greta Seghers zich niet, voor ze besloot aan het boek te beginnen en gesprekken met Manteau te voeren, uitvoerig over haar 'onderwerp' heeft geïnformeerd. Op zijn minst was ze dus gewaarschuwd voor voetangels en klemmen, want Angele Manteau was meer dan eens het middelpunt van literaire rellen.
Ondanks de interessante wetenswaardigheden rond de opkomst en ondergang van de Vlaamse uitgeverij Manteau in het eerste en grootste deel van het boek, blijft het verhaal soms bladzijdenlang steken in gebabbel over niet relevante of slechts zijdelings van belang zijnde zaken, dat op een theekransje niet zou misstaan. De persoon van mevrouw Manteau wordt geschetst als een onberispelijke, onkreukbare, immer goeddoende dame, zonder enige akelige eigenschap. Hierin is het ontbreken van enige kritische notie het sterkst voelbaar en komt de uitgeefster inderdaad naar voren als een heilige. Dus toch een hagiografie.
Het tweede deel werd in de derde persoon geschreven en markeert de breuk tussen de auteur en mevrouw Manteau. Bovendien bestrijkt dit deel de periode dat Angele Manteau haar eigen uitgeverij opdoekte en bij uitgeverij Elsevier ging werken. Seghers vertelt weinig nieuws over die tijd, ook omdat zij een niet gering deel van haar informatie ontleent aan secundaire literatuur. Wie geïnteresseerd is in deze geschiedenis, heeft meer aan het werk van de auteur Jeroen Brouwers. Dat geldt trouwens eveneens voor wie 'hetzelfde verhaal anders' en vooral beter verteld wil lezen. Brouwers was een aantal jaren Angele Manteau's secretaris en uitstekend op de hoogte met alle facetten van haar uitgeverij.
Ooit bood Brouwers mevrouw Manteau aan om die geschiedenis te schrijven. En hopelijk heeft hij, na verschijning van deze biografie, zijn plan niet helemaal op de lange baan geschoven. Want van wat Seghers en/of Manteau niet vertellen, moet een prachtboek te maken zijn.
Teveel wordt niet uit de doeken gedaan. Lacunes in het geheugen? In 'Het Vliegenboek' schrijft Jeroen Brouwers: 'Angele denkt dat de hele wereld uit naïevelingen bestaat, die er een even beroerd geheugen op na houden, als zij er een koestert'.
In de biografie zelf laat Seghers Angele Manteau vertellen dat ze meer aan haar vader en grootmoeder dan aan haar moeder denkt. Die opmerking wordt gevolgd door de veelbetekenende zin: 'Zo selectief en onrechtvaardig functioneert het geheugen'.
Het wachten is dus op de de invulling van hiaten en de corrigerende commentaren, waarvan Greta Seghers zelf al gewag maakt. Gevreesd moet worden dat 'Het eigenzinnige leven van Angele Manteau' de geschiedenis in zal gaan als het boek van de gemiste kansen. En dat blijft eeuwig zonde.
HARRY FLEURKE